lichtbreking
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- refraction
Etymology
Compound from Dutch, Flemish licht (light) + Dutch, Flemish breking, breken (break, stem of m).
Origin
Dutch (Brabantic)
breken
Gloss
break, stem of m
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Emoji
💔
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanbreken Dutch, Flemish
- afbreken Dutch, Flemish
- allicht Dutch, Flemish
- beenbreek Dutch, Flemish
- breekal Dutch, Flemish
- breekbaar Dutch, Flemish
- breekijzer Dutch, Flemish
- breekpunt Dutch, Flemish
- breekvasten Dutch, Flemish
- breekwater Dutch, Flemish
- brekebeen Dutch, Flemish
- breken Dutch, Flemish
- breker Dutch, Flemish
- breking Dutch, Flemish
- brekingsindex Dutch, Flemish
- devotielicht Dutch, Flemish
- doorbreken Dutch, Flemish
- dwaallicht Dutch, Flemish
- echtbreker Dutch, Flemish
- ijsbreker Dutch, Flemish
- inbreken Dutch, Flemish
- inlichten Dutch, Flemish
- kaarslicht Dutch, Flemish
- knipperlicht Dutch, Flemish
- kunstlicht Dutch, Flemish
- licht Dutch, Flemish
- lichtbeeld Dutch, Flemish
- lichtekooi Dutch, Flemish
- lichtelijk Dutch, Flemish
- lichtgas Dutch, Flemish
- lichtgewicht Dutch, Flemish
- lichtinval Dutch, Flemish
- lichtjaar Dutch, Flemish
- lichtknop Dutch, Flemish
- lichtkracht Dutch, Flemish
- lichtkroon Dutch, Flemish
- lichtlichaam Dutch, Flemish
- lichtpunt Dutch, Flemish
- lichtreactie Dutch, Flemish
- lichtsabel Dutch, Flemish
- lichtschip Dutch, Flemish
- lichtsnelheid Dutch, Flemish
- lichtstraal Dutch, Flemish
- lichttoren Dutch, Flemish
- lichtvat Dutch, Flemish
- lichtvervuiling Dutch, Flemish
- lichtvoetig Dutch, Flemish
- lichtzinnig Dutch, Flemish
- lichtzwaard Dutch, Flemish
- maanlicht Dutch, Flemish
- noorderlicht Dutch, Flemish
- onderbreken Dutch, Flemish
- ontbreken Dutch, Flemish
- openbreken Dutch, Flemish
- pillicht Dutch, Flemish
- poollicht Dutch, Flemish
- schemerlicht Dutch, Flemish
- schokbreker Dutch, Flemish
- stoplicht Dutch, Flemish
- straatlicht Dutch, Flemish
- theelicht Dutch, Flemish
- toelichten Dutch, Flemish
- tweelicht Dutch, Flemish
- uitbreken Dutch, Flemish
- vederlicht Dutch, Flemish
- verbreken Dutch, Flemish
- verkeerslicht Dutch, Flemish
- zodiakaallicht Dutch, Flemish
- zoeklicht Dutch, Flemish
- zonlicht Dutch, Flemish
- zwaailicht Dutch, Flemish
- *bÊ°reg- Proto-Indo-European
- *linhtaz Proto-Germanic
- brēken Middle Dutch
- licht Middle Dutch
- breek Afrikaans
- lig Afrikaans
- licht
- breken
- breker
- breking
- allicht
- breekal
- afbreken
- zonlicht
- lichtgas
- inbreken
- lichtvat
- pillicht
- uitbreken
- poollicht
- inlichten
- aanbreken
- theelicht
- brekebeen
- lichtknop
- stoplicht
- lichtpunt
- ontbreken
- ijsbreker
- maanlicht
- beenbreek
- verbreken
- lichtjaar
- zoeklicht
- breekpunt
- tweelicht
- breekbaar
- zwaailicht
- lichtinval
- lichttoren
- dwaallicht
- lichtsabel
- echtbreker
- lichtekooi
- vederlicht
- lichtschip
- lichtelijk
- toelichten
- lichtkroon
- kunstlicht
- breekijzer
- lichtbeeld
- breekwater
- openbreken
- doorbreken
- kaarslicht
- onderbreken
- schokbreker
- lichtzwaard
- lichtzinnig
- lichtvoetig
- breekvasten
- lichtkracht
- lichtstraal
- straatlicht
- lichtlichaam
- knipperlicht
- noorderlicht
- devotielicht
- schemerlicht
- lichtreactie
- lichtgewicht
- brekingsindex
- lichtsnelheid
- verkeerslicht
- zodiakaallicht
- lichtvervuiling