wasbak
Dutch (Brabantic)
/ˈʋɑs.bɑk/
noun
Definitions
- washbasin
Etymology
Compound from Dutch, Flemish wassen (wash, grow, launder, grown, increase) + Dutch, Flemish bak (box, container, tray, chin, car, cheek, ride, crate, vehicle, theatre box, tub, vessel, rear, sidecar, case).
Origin
Dutch (Brabantic)
bak
Gloss
box, container, tray, chin, car, cheek, ride, crate, vehicle, theatre box, tub, vessel, rear, sidecar, case
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Action/Process
Kanji
箱
Emoji
🥊 🍱 🎁 📁 📂 📤️ 📥️ 📦️ 🗃️ 🗄️ 🗳️ 🧃
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanwassen Dutch, Flemish
- achterbak Dutch, Flemish
- afvalbak Dutch, Flemish
- afwasbak Dutch, Flemish
- afwassen Dutch, Flemish
- asbak Dutch, Flemish
- autowasstraat Dutch, Flemish
- bak Dutch, Flemish
- bakbaard Dutch, Flemish
- bakbeest Dutch, Flemish
- bakboord Dutch, Flemish
- bakfiets Dutch, Flemish
- bakkebaard Dutch, Flemish
- bakkenist Dutch, Flemish
- bakkes Dutch, Flemish
- baktand Dutch, Flemish
- bloembak Dutch, Flemish
- broeibak Dutch, Flemish
- bullebak Dutch, Flemish
- engelenbak Dutch, Flemish
- etensbak Dutch, Flemish
- fichebak Dutch, Flemish
- gewas Dutch, Flemish
- glasbak Dutch, Flemish
- handbak Dutch, Flemish
- kaartenbak Dutch, Flemish
- kattenbak Dutch, Flemish
- kofferbak Dutch, Flemish
- kweekbak Dutch, Flemish
- letterbak Dutch, Flemish
- naftbak Dutch, Flemish
- ontwassen Dutch, Flemish
- paraplubak Dutch, Flemish
- pisbak Dutch, Flemish
- plantenbak Dutch, Flemish
- pooierbak Dutch, Flemish
- prullenbak Dutch, Flemish
- ragbak Dutch, Flemish
- schoonwassen Dutch, Flemish
- sjoelbak Dutch, Flemish
- slabak Dutch, Flemish
- spoelbak Dutch, Flemish
- versnellingsbak Dutch, Flemish
- voerbak Dutch, Flemish
- volwassen Dutch, Flemish
- vuilbak Dutch, Flemish
- vuilnisbak Dutch, Flemish
- wasautomaat Dutch, Flemish
- wasbeer Dutch, Flemish
- wasbenzine Dutch, Flemish
- wasdom Dutch, Flemish
- wasgelegenheid Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- washand Dutch, Flemish
- waskeuken Dutch, Flemish
- waskom Dutch, Flemish
- wasmachine Dutch, Flemish
- wasmiddel Dutch, Flemish
- waspoeder Dutch, Flemish
- wassen Dutch, Flemish
- wassenaar Dutch, Flemish
- wasser Dutch, Flemish
- wasserij Dutch, Flemish
- wasstraat Dutch, Flemish
- wastafel Dutch, Flemish
- witwassen Dutch, Flemish
- zakkenwasser Dutch, Flemish
- zandbak Dutch, Flemish
- zeepbak Dutch, Flemish
- bac French
- wasbak Indonesian
- wasschen Middle Dutch
- bak Afrikaans
- was Afrikaans
- wasbak Afrikaans
- baki Sranan Tongo
- bak
- gewas
- asbak
- pisbak
- ragbak
- waskom
- bakkes
- wasser
- wassen
- slabak
- wasdom
- naftbak
- wasgoed
- voerbak
- zeepbak
- zandbak
- wasbeer
- glasbak
- baktand
- handbak
- washand
- vuilbak
- wasserij
- fichebak
- bakbeest
- afvalbak
- broeibak
- afwassen
- bakbaard
- etensbak
- spoelbak
- afwasbak
- wastafel
- bullebak
- sjoelbak
- bakboord
- bloembak
- kweekbak
- bakfiets
- wasmiddel
- witwassen
- letterbak
- waspoeder
- aanwassen
- volwassen
- waskeuken
- ontwassen
- pooierbak
- wasstraat
- bakkenist
- kattenbak
- wassenaar
- achterbak
- kofferbak
- wasbenzine
- wasmachine
- vuilnisbak
- kaartenbak
- paraplubak
- prullenbak
- bakkebaard
- plantenbak
- engelenbak
- wasautomaat
- schoonwassen
- zakkenwasser
- autowasstraat
- wasgelegenheid
- versnellingsbak