volwassen
Dutch (Brabantic)
/vɔlˈʋɑsən/
adj
Definitions
- adult, full-grown
Etymology
Prefix from Dutch, Flemish wassen (wash, grow, launder, grown, increase).
Origin
Dutch (Brabantic)
wassen
Gloss
wash, grow, launder, grown, increase
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Kanji
殖
Emoji
🚿 🛁
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanwassen Dutch, Flemish
- afwassen Dutch, Flemish
- autowasstraat Dutch, Flemish
- gewas Dutch, Flemish
- ontwassen Dutch, Flemish
- onvolwassen Dutch, Flemish
- schoonwassen Dutch, Flemish
- volwassene Dutch, Flemish
- volwassenheid Dutch, Flemish
- vroeg Dutch, Flemish
- vroegvolwassen Dutch, Flemish
- wasautomaat Dutch, Flemish
- wasbak Dutch, Flemish
- wasbeer Dutch, Flemish
- wasbenzine Dutch, Flemish
- wasdom Dutch, Flemish
- wasgelegenheid Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- washand Dutch, Flemish
- waskeuken Dutch, Flemish
- waskom Dutch, Flemish
- wasmachine Dutch, Flemish
- wasmiddel Dutch, Flemish
- waspoeder Dutch, Flemish
- wassen Dutch, Flemish
- wassenaar Dutch, Flemish
- wasser Dutch, Flemish
- wasserij Dutch, Flemish
- wasstraat Dutch, Flemish
- wastafel Dutch, Flemish
- witwassen Dutch, Flemish
- zakkenwasser Dutch, Flemish
- wasschen Middle Dutch
- vroeg
- gewas
- wassen
- wasser
- wasbak
- waskom
- wasdom
- wasgoed
- wasbeer
- washand
- wasserij
- wastafel
- afwassen
- wasmiddel
- witwassen
- waskeuken
- waspoeder
- ontwassen
- aanwassen
- wasstraat
- wassenaar
- wasbenzine
- wasmachine
- volwassene
- wasautomaat
- onvolwassen
- schoonwassen
- zakkenwasser
- volwassenheid
- autowasstraat
- wasgelegenheid
- vroegvolwassen