wasgelegenheid
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- washing accommodation (i.e. something that functions as a restroom)
Etymology
Compound from Dutch, Flemish wassen (wash, grow, launder, grown, increase) + Dutch, Flemish gelegenheid.
Origin
Dutch (Brabantic)
gelegenheid
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanwassen Dutch, Flemish
- afwassen Dutch, Flemish
- autowasstraat Dutch, Flemish
- gelegen Dutch, Flemish
- gelegenheid Dutch, Flemish
- gewas Dutch, Flemish
- horecagelegenheid Dutch, Flemish
- ontwassen Dutch, Flemish
- schoonwassen Dutch, Flemish
- volwassen Dutch, Flemish
- wasautomaat Dutch, Flemish
- wasbak Dutch, Flemish
- wasbeer Dutch, Flemish
- wasbenzine Dutch, Flemish
- wasdom Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- washand Dutch, Flemish
- waskeuken Dutch, Flemish
- waskom Dutch, Flemish
- wasmachine Dutch, Flemish
- wasmiddel Dutch, Flemish
- waspoeder Dutch, Flemish
- wassen Dutch, Flemish
- wassenaar Dutch, Flemish
- wasser Dutch, Flemish
- wasserij Dutch, Flemish
- wasstraat Dutch, Flemish
- wastafel Dutch, Flemish
- werkgelegenheid Dutch, Flemish
- witwassen Dutch, Flemish
- zakkenwasser Dutch, Flemish
- gelegenheit Middle Dutch
- wasschen Middle Dutch
- gewas
- wassen
- wasser
- wasbak
- waskom
- wasdom
- wasgoed
- wasbeer
- washand
- gelegen
- wasserij
- afwassen
- wastafel
- aanwassen
- wasmiddel
- wasstraat
- volwassen
- witwassen
- waskeuken
- wassenaar
- waspoeder
- ontwassen
- wasbenzine
- wasmachine
- wasautomaat
- gelegenheid
- schoonwassen
- zakkenwasser
- autowasstraat
- werkgelegenheid
- horecagelegenheid