eenzijdig
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- having just one side, one-sided
- involving only one party, unilateral
- biased, unfair
Etymology
Compound from Dutch, Flemish een (one, mono, a, uni-) + Dutch, Flemish zijde (side, silk)+ Dutch, Flemish -ig (-y, -ish, -ful, -ous).
Origin
Dutch (Brabantic)
-ig
Gloss
-y, -ish, -ful, -ous
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -ig Dutch, Flemish
- aanbodzijde Dutch, Flemish
- aaneen Dutch, Flemish
- aanwezig Dutch, Flemish
- achtereen Dutch, Flemish
- achtereenvolgend Dutch, Flemish
- alleen Dutch, Flemish
- anderzijds Dutch, Flemish
- bijeen Dutch, Flemish
- bladzijde Dutch, Flemish
- bovenzijde Dutch, Flemish
- dubbelzinnig Dutch, Flemish
- een Dutch, Flemish
- eenakter Dutch, Flemish
- eenarmig Dutch, Flemish
- eenbrauw Dutch, Flemish
- eendaags Dutch, Flemish
- eendekker Dutch, Flemish
- eendracht Dutch, Flemish
- eenduidig Dutch, Flemish
- eeneiig Dutch, Flemish
- eenheid Dutch, Flemish
- eenhoorn Dutch, Flemish
- eenkamerig Dutch, Flemish
- eenklank Dutch, Flemish
- eenlettergrepig Dutch, Flemish
- eenling Dutch, Flemish
- eenmaal Dutch, Flemish
- eenmanszaak Dutch, Flemish
- eenoog Dutch, Flemish
- eenoudergezin Dutch, Flemish
- eenparig Dutch, Flemish
- eenpersoonsbed Dutch, Flemish
- eens Dutch, Flemish
- eensklaps Dutch, Flemish
- eentalig Dutch, Flemish
- eenvormig Dutch, Flemish
- eenvoudig Dutch, Flemish
- eenwieler Dutch, Flemish
- eenwijverij Dutch, Flemish
- eenwording Dutch, Flemish
- eenzaadlobbig Dutch, Flemish
- eenzaam Dutch, Flemish
- eenzelvig Dutch, Flemish
- eerbiedig Dutch, Flemish
- elkeen Dutch, Flemish
- enerzijds Dutch, Flemish
- enig Dutch, Flemish
- geleedpotig Dutch, Flemish
- gelijkzijdig Dutch, Flemish
- godvruchtig Dutch, Flemish
- goedhartig Dutch, Flemish
- iedereen Dutch, Flemish
- kunstzijde Dutch, Flemish
- lamlendig Dutch, Flemish
- lichtvoetig Dutch, Flemish
- lijzij Dutch, Flemish
- lijzijde Dutch, Flemish
- meteen Dutch, Flemish
- ondereen Dutch, Flemish
- onderzijde Dutch, Flemish
- onzijdig Dutch, Flemish
- schaduwzijde Dutch, Flemish
- schroomvallig Dutch, Flemish
- tandzijde Dutch, Flemish
- veelzijdig Dutch, Flemish
- vereenbaren Dutch, Flemish
- voorbarig Dutch, Flemish
- voskleurig Dutch, Flemish
- vroegtijdig Dutch, Flemish
- wederzijds Dutch, Flemish
- zijde Dutch, Flemish
- zijdehoen Dutch, Flemish
- zijdelings Dutch, Flemish
- zijderoute Dutch, Flemish
- zijdevlinder Dutch, Flemish
- zijdgeweer Dutch, Flemish
- zonzijde Dutch, Flemish
- antre Indonesian
- een Middle Dutch
- side Middle Dutch
- êen Middle Dutch
- een Afrikaans
- -ag Old Dutch
- -ig
- een
- eens
- enig
- zijde
- meteen
- bijeen
- alleen
- eenoog
- elkeen
- aaneen
- lijzij
- eenmaal
- eenling
- eenheid
- eeneiig
- eenzaam
- eendaags
- zonzijde
- eenarmig
- aanwezig
- eentalig
- ondereen
- onzijdig
- eenbrauw
- iedereen
- eenhoorn
- lijzijde
- eenakter
- eenklank
- eenparig
- eenvormig
- eendekker
- enerzijds
- eensklaps
- lamlendig
- tandzijde
- eenwieler
- eendracht
- voorbarig
- eerbiedig
- achtereen
- eenzelvig
- bladzijde
- eenvoudig
- eenduidig
- zijdehoen
- veelzijdig
- zijdelings
- onderzijde
- goedhartig
- voskleurig
- anderzijds
- zijderoute
- zijdgeweer
- wederzijds
- bovenzijde
- kunstzijde
- eenkamerig
- eenwording
- godvruchtig
- vereenbaren
- eenwijverij
- lichtvoetig
- geleedpotig
- vroegtijdig
- aanbodzijde
- eenmanszaak
- schaduwzijde
- gelijkzijdig
- dubbelzinnig
- zijdevlinder
- eenzaadlobbig
- schroomvallig
- eenoudergezin
- eenpersoonsbed
- eenlettergrepig
- achtereenvolgend