eeneiig
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- (of twins) identical
Etymology
Affix from Dutch, Flemish een (one, mono, a, uni-) + Dutch, Flemish ei (egg).
Origin
Dutch (Brabantic)
ei
Gloss
egg
Concept
Semantic Field
Food and drink
Ontological Category
Classifier
Kanji
卵
Emoji
🍳 🐓 🐔 🐣 🐤
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Eierland Dutch, Flemish
- aaneen Dutch, Flemish
- achtereen Dutch, Flemish
- achtereenvolgend Dutch, Flemish
- alleen Dutch, Flemish
- bijeen Dutch, Flemish
- een Dutch, Flemish
- eenakter Dutch, Flemish
- eenarmig Dutch, Flemish
- eenbrauw Dutch, Flemish
- eendaags Dutch, Flemish
- eendekker Dutch, Flemish
- eendracht Dutch, Flemish
- eenduidig Dutch, Flemish
- eenheid Dutch, Flemish
- eenhoorn Dutch, Flemish
- eenkamerig Dutch, Flemish
- eenklank Dutch, Flemish
- eenlettergrepig Dutch, Flemish
- eenling Dutch, Flemish
- eenmaal Dutch, Flemish
- eenmanszaak Dutch, Flemish
- eenoog Dutch, Flemish
- eenoudergezin Dutch, Flemish
- eenparig Dutch, Flemish
- eenpersoonsbed Dutch, Flemish
- eens Dutch, Flemish
- eensklaps Dutch, Flemish
- eentalig Dutch, Flemish
- eenvormig Dutch, Flemish
- eenvoudig Dutch, Flemish
- eenwieler Dutch, Flemish
- eenwijverij Dutch, Flemish
- eenwording Dutch, Flemish
- eenzaadlobbig Dutch, Flemish
- eenzaam Dutch, Flemish
- eenzelvig Dutch, Flemish
- eenzijdig Dutch, Flemish
- ei Dutch, Flemish
- eicel Dutch, Flemish
- eidooier Dutch, Flemish
- eierbal Dutch, Flemish
- eierdooier Dutch, Flemish
- eierkool Dutch, Flemish
- eiermuts Dutch, Flemish
- eierstok Dutch, Flemish
- eigeel Dutch, Flemish
- eisprong Dutch, Flemish
- eivol Dutch, Flemish
- eivorm Dutch, Flemish
- eivormig Dutch, Flemish
- eiwit Dutch, Flemish
- elkeen Dutch, Flemish
- enig Dutch, Flemish
- iedereen Dutch, Flemish
- kalkoenenei Dutch, Flemish
- kievietsei Dutch, Flemish
- kievitsei Dutch, Flemish
- kippenei Dutch, Flemish
- luizenei Dutch, Flemish
- meteen Dutch, Flemish
- ondereen Dutch, Flemish
- roerei Dutch, Flemish
- scharrelei Dutch, Flemish
- spiegelei Dutch, Flemish
- vereenbaren Dutch, Flemish
- antre Indonesian
- een Middle Dutch
- ei Middle Dutch
- êen Middle Dutch
- een Afrikaans
- ei
- een
- eens
- enig
- eicel
- eivol
- eiwit
- meteen
- bijeen
- alleen
- eigeel
- eivorm
- eenoog
- roerei
- elkeen
- aaneen
- eenmaal
- eenling
- eenheid
- eierbal
- eenzaam
- eisprong
- eendaags
- Eierland
- eenarmig
- luizenei
- eentalig
- eiermuts
- ondereen
- eenbrauw
- kippenei
- eierstok
- iedereen
- eenhoorn
- eenakter
- eivormig
- eierkool
- eenklank
- eenparig
- eidooier
- eenvormig
- eendekker
- eenzijdig
- kievitsei
- eensklaps
- eenwieler
- eendracht
- achtereen
- eenzelvig
- eenvoudig
- spiegelei
- eenduidig
- kievietsei
- eierdooier
- scharrelei
- eenkamerig
- eenwording
- vereenbaren
- eenwijverij
- kalkoenenei
- eenmanszaak
- eenzaadlobbig
- eenoudergezin
- eenpersoonsbed
- eenlettergrepig
- achtereenvolgend