eenmaal
Dutch (Brabantic)
adv
Definitions
- once
Etymology
Compound from Dutch, Flemish een (one, mono, a, uni-) + Dutch, Flemish maal (calf, time, meal, young cow, occurrence).
Origin
Dutch (Brabantic)
maal
Gloss
calf, time, meal, young cow, occurrence
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aaneen Dutch, Flemish
- achtereen Dutch, Flemish
- achtereenvolgend Dutch, Flemish
- afscheidsmaal Dutch, Flemish
- alleen Dutch, Flemish
- andermaal Dutch, Flemish
- avondmaal Dutch, Flemish
- bijeen Dutch, Flemish
- dikmaals Dutch, Flemish
- doodsmaal Dutch, Flemish
- een Dutch, Flemish
- eenakter Dutch, Flemish
- eenarmig Dutch, Flemish
- eenbrauw Dutch, Flemish
- eendaags Dutch, Flemish
- eendekker Dutch, Flemish
- eendracht Dutch, Flemish
- eenduidig Dutch, Flemish
- eeneiig Dutch, Flemish
- eenheid Dutch, Flemish
- eenhoorn Dutch, Flemish
- eenkamerig Dutch, Flemish
- eenklank Dutch, Flemish
- eenlettergrepig Dutch, Flemish
- eenling Dutch, Flemish
- eenmalig Dutch, Flemish
- eenmanszaak Dutch, Flemish
- eenoog Dutch, Flemish
- eenoudergezin Dutch, Flemish
- eenparig Dutch, Flemish
- eenpersoonsbed Dutch, Flemish
- eens Dutch, Flemish
- eensklaps Dutch, Flemish
- eentalig Dutch, Flemish
- eenvormig Dutch, Flemish
- eenvoudig Dutch, Flemish
- eenwieler Dutch, Flemish
- eenwijverij Dutch, Flemish
- eenwording Dutch, Flemish
- eenzaadlobbig Dutch, Flemish
- eenzaam Dutch, Flemish
- eenzelvig Dutch, Flemish
- eenzijdig Dutch, Flemish
- elkeen Dutch, Flemish
- enig Dutch, Flemish
- etmaal Dutch, Flemish
- gastmaal Dutch, Flemish
- iedereen Dutch, Flemish
- maal Dutch, Flemish
- maaltijd Dutch, Flemish
- meteen Dutch, Flemish
- middagmaal Dutch, Flemish
- nogmaals Dutch, Flemish
- ondereen Dutch, Flemish
- scheidmaal Dutch, Flemish
- toenmalig Dutch, Flemish
- tweemaal Dutch, Flemish
- vereenbaren Dutch, Flemish
- voormalig Dutch, Flemish
- antre Indonesian
- een Middle Dutch
- mael Middle Dutch
- êen Middle Dutch
- een Afrikaans
- een
- eens
- maal
- enig
- meteen
- bijeen
- alleen
- eenoog
- etmaal
- elkeen
- aaneen
- eenling
- eenheid
- eeneiig
- eenzaam
- tweemaal
- dikmaals
- maaltijd
- eendaags
- eenarmig
- eenmalig
- eentalig
- ondereen
- gastmaal
- eenbrauw
- iedereen
- eenhoorn
- eenakter
- eenklank
- eenparig
- nogmaals
- eenvormig
- eendekker
- avondmaal
- eenzijdig
- eensklaps
- eenwieler
- doodsmaal
- eendracht
- andermaal
- voormalig
- achtereen
- eenzelvig
- eenvoudig
- toenmalig
- eenduidig
- scheidmaal
- middagmaal
- eenkamerig
- eenwording
- vereenbaren
- eenwijverij
- eenmanszaak
- afscheidsmaal
- eenzaadlobbig
- eenoudergezin
- eenpersoonsbed
- eenlettergrepig
- achtereenvolgend