eenparig
Dutch (Brabantic)
/ˌeːnˈpaː.rəx/
adj
Definitions
- uniform, consistent
- unanimous
Etymology
Inherited from Middle Dutch eenparig affix from Dutch, Flemish een (one, mono, a, uni-) + Dutch, Flemish paar (pair, couple, even).
Origin
Dutch (Brabantic)
paar
Gloss
pair, couple, even
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Classifier
Kanji
双
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aaneen Dutch, Flemish
- achtereen Dutch, Flemish
- achtereenvolgend Dutch, Flemish
- alleen Dutch, Flemish
- bijeen Dutch, Flemish
- broedpaar Dutch, Flemish
- echtpaar Dutch, Flemish
- een Dutch, Flemish
- eenakter Dutch, Flemish
- eenarmig Dutch, Flemish
- eenbrauw Dutch, Flemish
- eendaags Dutch, Flemish
- eendekker Dutch, Flemish
- eendracht Dutch, Flemish
- eenduidig Dutch, Flemish
- eeneiig Dutch, Flemish
- eenheid Dutch, Flemish
- eenhoorn Dutch, Flemish
- eenkamerig Dutch, Flemish
- eenklank Dutch, Flemish
- eenlettergrepig Dutch, Flemish
- eenling Dutch, Flemish
- eenmaal Dutch, Flemish
- eenmanszaak Dutch, Flemish
- eenoog Dutch, Flemish
- eenoudergezin Dutch, Flemish
- eenparigheid Dutch, Flemish
- eenpersoonsbed Dutch, Flemish
- eens Dutch, Flemish
- eensklaps Dutch, Flemish
- eentalig Dutch, Flemish
- eenvormig Dutch, Flemish
- eenvoudig Dutch, Flemish
- eenwieler Dutch, Flemish
- eenwijverij Dutch, Flemish
- eenwording Dutch, Flemish
- eenzaadlobbig Dutch, Flemish
- eenzaam Dutch, Flemish
- eenzelvig Dutch, Flemish
- eenzijdig Dutch, Flemish
- elkeen Dutch, Flemish
- enig Dutch, Flemish
- iedereen Dutch, Flemish
- meteen Dutch, Flemish
- ondereen Dutch, Flemish
- onpaar Dutch, Flemish
- ouderpaar Dutch, Flemish
- paar Dutch, Flemish
- paardans Dutch, Flemish
- parenclub Dutch, Flemish
- parendans Dutch, Flemish
- vereenbaren Dutch, Flemish
- antre Indonesian
- een Middle Dutch
- eenparig Middle Dutch
- êen Middle Dutch
- een Afrikaans
- paar Afrikaans
- een
- eens
- paar
- enig
- meteen
- bijeen
- alleen
- onpaar
- eenoog
- elkeen
- aaneen
- eenmaal
- eenling
- eenheid
- eeneiig
- eenzaam
- eendaags
- echtpaar
- eenarmig
- paardans
- eentalig
- ondereen
- eenbrauw
- iedereen
- eenhoorn
- eenakter
- eenklank
- eenvormig
- eendekker
- eenzijdig
- eensklaps
- parendans
- eenwieler
- eendracht
- parenclub
- achtereen
- eenzelvig
- broedpaar
- eenvoudig
- ouderpaar
- eenduidig
- eenkamerig
- eenwording
- vereenbaren
- eenwijverij
- eenmanszaak
- eenparigheid
- eenzaadlobbig
- eenoudergezin
- eenpersoonsbed
- eenlettergrepig
- achtereenvolgend