vogelhuis
Dutch (Brabantic)
/ˈvoː.ɣəlˌɦœy̯s/
noun
Definitions
- birdhouse
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vogel (bird, dude, cat, critter, person) + Dutch, Flemish huis (house, home, encasing, huis, institution, house -, house-, domestic-, domestic, building, casing, construction).
Origin
Dutch (Brabantic)
huis
Gloss
house, home, encasing, huis, institution, house -, house-, domestic-, domestic, building, casing, construction
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Classifier
Kanji
家
Emoji
🏚️ 🏡 🛖 🪴 🏘️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- fowl English
- Huisman Dutch, Flemish
- aasvogel Dutch, Flemish
- achterhuis Dutch, Flemish
- armenhuis Dutch, Flemish
- armhuis Dutch, Flemish
- badhuis Dutch, Flemish
- bakhuis Dutch, Flemish
- bakkes Dutch, Flemish
- bedehuis Dutch, Flemish
- beenderhuis Dutch, Flemish
- bejaardenhuis Dutch, Flemish
- benedenhuis Dutch, Flemish
- blijf-van-mijn-lijfhuis Dutch, Flemish
- blokhuis Dutch, Flemish
- boelhuis Dutch, Flemish
- boothuis Dutch, Flemish
- brillenhuis Dutch, Flemish
- brouwhuis Dutch, Flemish
- buitenhuis Dutch, Flemish
- buitenshuis Dutch, Flemish
- bushuis Dutch, Flemish
- buurthuis Dutch, Flemish
- clubhuis Dutch, Flemish
- danshuis Dutch, Flemish
- diaconessenhuis Dutch, Flemish
- diensthuis Dutch, Flemish
- dolhuis Dutch, Flemish
- dorpshuis Dutch, Flemish
- droomhuis Dutch, Flemish
- duivenhuis Dutch, Flemish
- eethuis Dutch, Flemish
- filmhuis Dutch, Flemish
- gasthuis Dutch, Flemish
- gebedshuis Dutch, Flemish
- geboortehuis Dutch, Flemish
- gekhuis Dutch, Flemish
- gekkenhuis Dutch, Flemish
- geluksvogel Dutch, Flemish
- gemakhuis Dutch, Flemish
- gemeentehuis Dutch, Flemish
- gildehuis Dutch, Flemish
- gildenhuis Dutch, Flemish
- godshuis Dutch, Flemish
- grachtenhuis Dutch, Flemish
- herenhuis Dutch, Flemish
- hoerenhuis Dutch, Flemish
- hoerhuis Dutch, Flemish
- huis Dutch, Flemish
- huisafval Dutch, Flemish
- huisaltaar Dutch, Flemish
- huisarrest Dutch, Flemish
- huisarts Dutch, Flemish
- huisbaas Dutch, Flemish
- huisbrand Dutch, Flemish
- huiscavia Dutch, Flemish
- huisdeur Dutch, Flemish
- huiselijk Dutch, Flemish
- huisfeest Dutch, Flemish
- huisgeest Dutch, Flemish
- huisgemaakt Dutch, Flemish
- huisgenoot Dutch, Flemish
- huisgod Dutch, Flemish
- huishouden Dutch, Flemish
- huiskamer Dutch, Flemish
- huiskat Dutch, Flemish
- huiskerk Dutch, Flemish
- huismarter Dutch, Flemish
- huismuis Dutch, Flemish
- huismus Dutch, Flemish
- huisnijverheid Dutch, Flemish
- huisnummer Dutch, Flemish
- huisploert Dutch, Flemish
- huisraad Dutch, Flemish
- huisschaap Dutch, Flemish
- huisschilder Dutch, Flemish
- huisslaaf Dutch, Flemish
- huissleutel Dutch, Flemish
- huisstof Dutch, Flemish
- huistaak Dutch, Flemish
- huistelefoon Dutch, Flemish
- huisvader Dutch, Flemish
- huisvlijt Dutch, Flemish
- huisvriend Dutch, Flemish
- huisvrouw Dutch, Flemish
- huisvuil Dutch, Flemish
- huiswaarts Dutch, Flemish
- huiswarming Dutch, Flemish
- huiswerk Dutch, Flemish
- huiszoeking Dutch, Flemish
- huizen Dutch, Flemish
- huizenbezitter Dutch, Flemish
- huizenblok Dutch, Flemish
- huizenbouw Dutch, Flemish
- huizenmarkt Dutch, Flemish
- huurhuis Dutch, Flemish
- ijsvogel Dutch, Flemish
- jachthuis Dutch, Flemish
- jazzvogel Dutch, Flemish
- kaartenhuis Dutch, Flemish
- kakhuis Dutch, Flemish
- kamphuis Dutch, Flemish
- kanarievogel Dutch, Flemish
- katvogel Dutch, Flemish
- klokhuis Dutch, Flemish
- knekelhuis Dutch, Flemish
- koetshuis Dutch, Flemish
- koffiehuis Dutch, Flemish
- koningshuis Dutch, Flemish
- koophuis Dutch, Flemish
- kosthuis Dutch, Flemish
- kraanvogel Dutch, Flemish
- kweekhuis Dutch, Flemish
- landhuis Dutch, Flemish
- langhuis Dutch, Flemish
- leprozenhuis Dutch, Flemish
- lijkenhuis Dutch, Flemish
- lokvogel Dutch, Flemish
- loopvogel Dutch, Flemish
- modehuis Dutch, Flemish
- moederhuis Dutch, Flemish
- neushoornvogel Dutch, Flemish
- nieuwbouwhuis Dutch, Flemish
- olifantsvogel Dutch, Flemish
- ongeluksvogel Dutch, Flemish
- operahuis Dutch, Flemish
- opvanghuis Dutch, Flemish
- paradijsvogel Dutch, Flemish
- pechvogel Dutch, Flemish
- pesthuis Dutch, Flemish
- pestvogel Dutch, Flemish
- poppenhuis Dutch, Flemish
- prieelvogel Dutch, Flemish
- provinciehuis Dutch, Flemish
- raadhuis Dutch, Flemish
- rijtjeshuis Dutch, Flemish
- roofvogel Dutch, Flemish
- rusthuis Dutch, Flemish
- schijthuis Dutch, Flemish
- secretarisvogel Dutch, Flemish
- slachthuis Dutch, Flemish
- slakkenhuis Dutch, Flemish
- sloophuis Dutch, Flemish
- speelhuis Dutch, Flemish
- speelvogel Dutch, Flemish
- spinhuis Dutch, Flemish
- spookhuis Dutch, Flemish
- stadhuis Dutch, Flemish
- standvogel Dutch, Flemish
- stinkvogel Dutch, Flemish
- stootvogel Dutch, Flemish
- struisvogel Dutch, Flemish
- studentenhuis Dutch, Flemish
- stuurhuis Dutch, Flemish
- tehuis Dutch, Flemish
- theehuis Dutch, Flemish
- thuis Dutch, Flemish
- tolhuis Dutch, Flemish
- trappenhuis Dutch, Flemish
- trekvogel Dutch, Flemish
- tuchthuis Dutch, Flemish
- tuinhuis Dutch, Flemish
- vakantiehuis Dutch, Flemish
- vakwerkhuis Dutch, Flemish
- veilinghuis Dutch, Flemish
- verbeterhuis Dutch, Flemish
- verpleeghuis Dutch, Flemish
- vogel Dutch, Flemish
- vogelaar Dutch, Flemish
- vogelachtig Dutch, Flemish
- vogelbekdier Dutch, Flemish
- vogelfauna Dutch, Flemish
- vogelgriep Dutch, Flemish
- vogelkenner Dutch, Flemish
- vogelkooi Dutch, Flemish
- vogelkunde Dutch, Flemish
- vogelmelk Dutch, Flemish
- vogelnest Dutch, Flemish
- vogelperspectief Dutch, Flemish
- vogelpest Dutch, Flemish
- vogelpik Dutch, Flemish
- vogelpoep Dutch, Flemish
- vogelspotter Dutch, Flemish
- vogelstruis Dutch, Flemish
- vogeltrek Dutch, Flemish
- vogelverschrikker Dutch, Flemish
- vogelvlucht Dutch, Flemish
- vogelvrij Dutch, Flemish
- vogelwichelaar Dutch, Flemish
- vogelwichelarij Dutch, Flemish
- vogelzaad Dutch, Flemish
- voorhuis Dutch, Flemish
- vorstenhuis Dutch, Flemish
- vuurvogel Dutch, Flemish
- waardvogel Dutch, Flemish
- wachthuis Dutch, Flemish
- wachthuisje Dutch, Flemish
- walgvogel Dutch, Flemish
- warenhuis Dutch, Flemish
- watervogel Dutch, Flemish
- weeshuis Dutch, Flemish
- wijnhuis Dutch, Flemish
- woonhuis Dutch, Flemish
- zangvogel Dutch, Flemish
- ziekenhuis Dutch, Flemish
- zomerhuis Dutch, Flemish
- zothuis Dutch, Flemish
- zwemvogel Dutch, Flemish
- huus Middle Dutch
- vōgel Middle Dutch
- huis Afrikaans
- voël Afrikaans
- huis
- thuis
- vogel
- huizen
- bakkes
- tehuis
- Huisman
- kakhuis
- tolhuis
- huisgod
- zothuis
- huismus
- badhuis
- huiskat
- eethuis
- bushuis
- dolhuis
- gekhuis
- armhuis
- bakhuis
- kosthuis
- bedehuis
- ijsvogel
- wijnhuis
- theehuis
- huismuis
- lokvogel
- tuinhuis
- rusthuis
- pesthuis
- huisarts
- boelhuis
- weeshuis
- katvogel
- aasvogel
- huisstof
- huisvuil
- modehuis
- huurhuis
- woonhuis
- voorhuis
- clubhuis
- godshuis
- blokhuis
- huistaak
- vogelaar
- gasthuis
- klokhuis
- spinhuis
- kamphuis
- stadhuis
- huisraad
- koophuis
- hoerhuis
- huisbaas
- vogelpik
- huiskerk
- landhuis
- danshuis
- huisdeur
- huiswerk
- raadhuis
- filmhuis
- langhuis
- boothuis
- huiselijk
- huisfeest
- gildehuis
- speelhuis
- huiscavia
- koetshuis
- vogelnest
- huisbrand
- zangvogel
- walgvogel
- vogelmelk
- vogelvrij
- vogelkooi
- tuchthuis
- kweekhuis
- huisslaaf
- huisafval
- vogelpest
- buurthuis
- armenhuis
- spookhuis
- vogelzaad
- herenhuis
- gemakhuis
- huisvlijt
- huiskamer
- droomhuis
- vuurvogel
- loopvogel
- roofvogel
- operahuis
- zomerhuis
- pestvogel
- sloophuis
- trekvogel
- vogelpoep
- warenhuis
- jachthuis
- brouwhuis
- dorpshuis
- jazzvogel
- huisgeest
- huisvader
- zwemvogel
- wachthuis
- stuurhuis
- pechvogel
- huisvrouw
- vogeltrek
- waardvogel
- achterhuis
- lijkenhuis
- vogelgriep
- moederhuis
- huisvriend
- huizenbouw
- speelvogel
- knekelhuis
- gebedshuis
- diensthuis
- stootvogel
- hoerenhuis
- gildenhuis
- opvanghuis
- duivenhuis
- huisschaap
- watervogel
- standvogel
- huisarrest
- vogelfauna
- huismarter
- huishouden
- ziekenhuis
- huisaltaar
- gekkenhuis
- poppenhuis
- huizenblok
- stinkvogel
- koffiehuis
- huisgenoot
- schijthuis
- huisnummer
- huisploert
- vogelkunde
- buitenhuis
- kraanvogel
- huiswaarts
- slachthuis
- vogelachtig
- trappenhuis
- vogelkenner
- kaartenhuis
- rijtjeshuis
- brillenhuis
- struisvogel
- vogelvlucht
- vogelstruis
- huissleutel
- vorstenhuis
- vakwerkhuis
- huizenmarkt
- veilinghuis
- huisgemaakt
- koningshuis
- beenderhuis
- huiswarming
- huiszoeking
- geluksvogel
- buitenshuis
- slakkenhuis
- prieelvogel
- wachthuisje
- benedenhuis
- leprozenhuis
- huistelefoon
- vogelspotter
- verbeterhuis
- gemeentehuis
- vogelbekdier
- vakantiehuis
- grachtenhuis
- geboortehuis
- kanarievogel
- verpleeghuis
- huisschilder
- studentenhuis
- olifantsvogel
- bejaardenhuis
- provinciehuis
- nieuwbouwhuis
- paradijsvogel
- ongeluksvogel
- vogelwichelaar
- huisnijverheid
- neushoornvogel
- huizenbezitter
- vogelwichelarij
- secretarisvogel
- diaconessenhuis
- vogelperspectief
- vogelverschrikker
- blijf-van-mijn-lijfhuis