puntdak
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- a pyramid-shaped roof
- a gable roof
Etymology
Compound from Dutch, Flemish punt (point, spot, slice of cake, period, spike, pointy slice of cake) + Dutch, Flemish dak (roof).
Origin
Dutch (Brabantic)
dak
Gloss
roof
Concept
Semantic Field
The house
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- punctum Latin
- aandachtspunt Dutch, Flemish
- aanknopingspunt Dutch, Flemish
- afdak Dutch, Flemish
- agendapunt Dutch, Flemish
- appelpunt Dutch, Flemish
- beeldpunt Dutch, Flemish
- beginpunt Dutch, Flemish
- bladerdak Dutch, Flemish
- brandpunt Dutch, Flemish
- breekpunt Dutch, Flemish
- dak Dutch, Flemish
- dakconcert Dutch, Flemish
- dakgoot Dutch, Flemish
- dakhaas Dutch, Flemish
- dakisolatie Dutch, Flemish
- dakkapel Dutch, Flemish
- dakkoffer Dutch, Flemish
- daklekkage Dutch, Flemish
- dakloos Dutch, Flemish
- dakraam Dutch, Flemish
- dakriet Dutch, Flemish
- daktuin Dutch, Flemish
- dakwerker Dutch, Flemish
- dieptepunt Dutch, Flemish
- dubbelpunt Dutch, Flemish
- gezichtspunt Dutch, Flemish
- grasdak Dutch, Flemish
- hoofdpunt Dutch, Flemish
- ijkpunt Dutch, Flemish
- keerpunt Dutch, Flemish
- knooppunt Dutch, Flemish
- koepeldak Dutch, Flemish
- kookpunt Dutch, Flemish
- kruispunt Dutch, Flemish
- lessenaarsdak Dutch, Flemish
- lichtpunt Dutch, Flemish
- middelpunt Dutch, Flemish
- minpunt Dutch, Flemish
- mispunt Dutch, Flemish
- onderdak Dutch, Flemish
- pandapunt Dutch, Flemish
- pannendak Dutch, Flemish
- paviljoendak Dutch, Flemish
- pijlpunt Dutch, Flemish
- piramidedak Dutch, Flemish
- punt Dutch, Flemish
- puntbaard Dutch, Flemish
- puntgevel Dutch, Flemish
- puntig Dutch, Flemish
- puntkomma Dutch, Flemish
- puntmuts Dutch, Flemish
- puntschoen Dutch, Flemish
- puntstuk Dutch, Flemish
- puntzak Dutch, Flemish
- rondpunt Dutch, Flemish
- routepunt Dutch, Flemish
- schaliedak Dutch, Flemish
- schedeldak Dutch, Flemish
- schuifdak Dutch, Flemish
- sheddak Dutch, Flemish
- smeltpunt Dutch, Flemish
- speerpunt Dutch, Flemish
- standpunt Dutch, Flemish
- startpunt Dutch, Flemish
- strafpunt Dutch, Flemish
- strodak Dutch, Flemish
- taartpunt Dutch, Flemish
- tentdak Dutch, Flemish
- tienpuntenschaal Dutch, Flemish
- toppunt Dutch, Flemish
- tussenpunt Dutch, Flemish
- uitgangspunt Dutch, Flemish
- verdichtingspunt Dutch, Flemish
- vierpuntsdruktoets Dutch, Flemish
- vriespunt Dutch, Flemish
- wegpunt Dutch, Flemish
- zaagdak Dutch, Flemish
- zaagtanddak Dutch, Flemish
- zadeldak Dutch, Flemish
- zonnedak Dutch, Flemish
- zwaartepunt Dutch, Flemish
- dak Indonesian
- dac Middle Dutch
- dak Afrikaans
- dakpan Afrikaans
- *thak Old Dutch
- daki Sranan Tongo
- dak
- punt
- afdak
- puntig
- dakraam
- strodak
- wegpunt
- mispunt
- zaagdak
- dakgoot
- tentdak
- ijkpunt
- minpunt
- grasdak
- daktuin
- dakriet
- dakloos
- sheddak
- dakhaas
- puntzak
- toppunt
- zonnedak
- dakkapel
- zadeldak
- onderdak
- puntstuk
- kookpunt
- rondpunt
- keerpunt
- pijlpunt
- puntmuts
- standpunt
- beeldpunt
- knooppunt
- puntkomma
- schuifdak
- pandapunt
- strafpunt
- bladerdak
- puntbaard
- dakkoffer
- appelpunt
- beginpunt
- dakwerker
- smeltpunt
- brandpunt
- pannendak
- hoofdpunt
- startpunt
- lichtpunt
- koepeldak
- speerpunt
- kruispunt
- vriespunt
- breekpunt
- routepunt
- taartpunt
- puntgevel
- puntschoen
- tussenpunt
- dakconcert
- middelpunt
- agendapunt
- schaliedak
- daklekkage
- schedeldak
- dubbelpunt
- dieptepunt
- zaagtanddak
- dakisolatie
- piramidedak
- zwaartepunt
- paviljoendak
- gezichtspunt
- uitgangspunt
- aandachtspunt
- lessenaarsdak
- aanknopingspunt
- tienpuntenschaal
- verdichtingspunt
- vierpuntsdruktoets