aardappel
Dutch (Brabantic)
/ˈaːr.dɑ.pəl/
noun
Definitions
- potato
Etymology
Compound from Dutch, Flemish aarde (earth, soil, ground, -minded) + Dutch, Flemish appel (apple).
Origin
Dutch (Brabantic)
appel
Gloss
apple
Concept
Semantic Field
Agriculture and vegetation
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
🍎 🍏 🦔
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Apfel German
- Erdapfel German
- Erde German
- aagtappel Dutch, Flemish
- aardappelpuree Dutch, Flemish
- aardappelsalade Dutch, Flemish
- aardappelveld Dutch, Flemish
- aardbeving Dutch, Flemish
- aardbodem Dutch, Flemish
- aarde Dutch, Flemish
- aardedonker Dutch, Flemish
- aarden Dutch, Flemish
- aardewerk Dutch, Flemish
- aardgewas Dutch, Flemish
- aardnoot Dutch, Flemish
- aardolie Dutch, Flemish
- aards Dutch, Flemish
- aardschok Dutch, Flemish
- aardsgezind Dutch, Flemish
- aardvarken Dutch, Flemish
- aardverschuiving Dutch, Flemish
- aardvrucht Dutch, Flemish
- aardwarmte Dutch, Flemish
- aardworm Dutch, Flemish
- adamsappel Dutch, Flemish
- aluinaarde Dutch, Flemish
- appel Dutch, Flemish
- appelaar Dutch, Flemish
- appelbeignet Dutch, Flemish
- appelblauwzeegroen Dutch, Flemish
- appelbloesem Dutch, Flemish
- appelboom Dutch, Flemish
- appelboomgaard Dutch, Flemish
- appelboor Dutch, Flemish
- appelcider Dutch, Flemish
- appelflap Dutch, Flemish
- appelgroen Dutch, Flemish
- appelhof Dutch, Flemish
- appelig Dutch, Flemish
- appelmoes Dutch, Flemish
- appelpunt Dutch, Flemish
- appelsap Dutch, Flemish
- appelschil Dutch, Flemish
- appelsien Dutch, Flemish
- appelspijs Dutch, Flemish
- appeltaart Dutch, Flemish
- appelteef Dutch, Flemish
- appeltuin Dutch, Flemish
- appelwijf Dutch, Flemish
- appelwijn Dutch, Flemish
- appelzalf Dutch, Flemish
- boomaarde Dutch, Flemish
- buitenaards Dutch, Flemish
- citroenappel Dutch, Flemish
- denneappel Dutch, Flemish
- dennenappel Dutch, Flemish
- doornappel Dutch, Flemish
- eetappel Dutch, Flemish
- granaatappel Dutch, Flemish
- keiaarde Dutch, Flemish
- kookappel Dutch, Flemish
- kweeappel Dutch, Flemish
- onderaards Dutch, Flemish
- oogappel Dutch, Flemish
- penaarde Dutch, Flemish
- pijnappel Dutch, Flemish
- pijpaarde Dutch, Flemish
- puree Dutch, Flemish
- randaarde Dutch, Flemish
- rijksappel Dutch, Flemish
- salade Dutch, Flemish
- twistappel Dutch, Flemish
- veld Dutch, Flemish
- zeep-appel Dutch, Flemish
- zegelaarde Dutch, Flemish
- appel French
- de French
- pomme French
- pomme de terre French
- pomme frite French
- pomme purée French
- terre French
- eple Norwegian Nynorsk
- jord Norwegian Nynorsk
- jordeple Norwegian Nynorsk
- epli Icelandic
- jarðepli Icelandic
- jörð Icelandic
- apel Indonesian
- arde Indonesian
- appel Middle Dutch
- āerde Middle Dutch
- aarde Afrikaans
- aardvark Afrikaans
- aartappel Afrikaans
- appel Afrikaans
- appèl Afrikaans
- itapile Xhosa
- apel Papiamentu
- Appel Central Franconian
- Ääd Central Franconian
- Ääpel Central Franconian
- Ääpelschlot Central Franconian
- pomdeter Mauritian Creole
- ponmdeter Seychellois Creole
- dapiri Shona
- tapule Southern Sotho
- අර්තාපල් Sinhala, Sinhalese
- pombiteer Wolof
- veld
- aards
- aarde
- puree
- appel
- aarden
- salade
- appelig
- keiaarde
- appelsap
- aardworm
- aardolie
- oogappel
- appelaar
- appelhof
- eetappel
- aardnoot
- penaarde
- pijnappel
- appelzalf
- kweeappel
- aardewerk
- aardbodem
- pijpaarde
- appelwijn
- appelpunt
- appelflap
- boomaarde
- appeltuin
- appelsien
- randaarde
- appelboor
- kookappel
- appelteef
- aardschok
- appelboom
- appelmoes
- aardgewas
- appelwijf
- aagtappel
- onderaards
- aluinaarde
- aardvarken
- aardbeving
- rijksappel
- appelcider
- appelspijs
- appeltaart
- aardwarmte
- adamsappel
- zeep-appel
- aardvrucht
- appelschil
- appelgroen
- zegelaarde
- doornappel
- twistappel
- denneappel
- buitenaards
- aardsgezind
- aardedonker
- dennenappel
- granaatappel
- appelbloesem
- appelbeignet
- citroenappel
- aardappelveld
- aardappelpuree
- appelboomgaard
- aardappelsalade
- aardverschuiving
- appelblauwzeegroen