appelwijn
Dutch (Brabantic)
/ˈɑpəlˌʋɛi̯n/
noun
Definitions
- cider, apple wine
Etymology
Inherited from *appluwīn affix from Dutch, Flemish appel (apple) + Dutch, Flemish wijn (wine, wijn).
Origin
Dutch (Brabantic)
wijn
Gloss
wine, wijn
Concept
Semantic Field
Food and drink
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
🍷
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aagtappel Dutch, Flemish
- aardappel Dutch, Flemish
- adamsappel Dutch, Flemish
- appel Dutch, Flemish
- appelaar Dutch, Flemish
- appelbeignet Dutch, Flemish
- appelblauwzeegroen Dutch, Flemish
- appelbloesem Dutch, Flemish
- appelboom Dutch, Flemish
- appelboomgaard Dutch, Flemish
- appelboor Dutch, Flemish
- appelcider Dutch, Flemish
- appelflap Dutch, Flemish
- appelgroen Dutch, Flemish
- appelhof Dutch, Flemish
- appelig Dutch, Flemish
- appelmoes Dutch, Flemish
- appelpunt Dutch, Flemish
- appelsap Dutch, Flemish
- appelschil Dutch, Flemish
- appelsien Dutch, Flemish
- appelspijs Dutch, Flemish
- appeltaart Dutch, Flemish
- appelteef Dutch, Flemish
- appeltuin Dutch, Flemish
- appelwijf Dutch, Flemish
- appelzalf Dutch, Flemish
- bisschopswijn Dutch, Flemish
- braakwijn Dutch, Flemish
- brandewijn Dutch, Flemish
- bubbelwijn Dutch, Flemish
- citroenappel Dutch, Flemish
- dadelwijn Dutch, Flemish
- denneappel Dutch, Flemish
- dennenappel Dutch, Flemish
- doornappel Dutch, Flemish
- eetappel Dutch, Flemish
- granaatappel Dutch, Flemish
- kookappel Dutch, Flemish
- kraamwijn Dutch, Flemish
- kweeappel Dutch, Flemish
- miswijn Dutch, Flemish
- ooftwijn Dutch, Flemish
- oogappel Dutch, Flemish
- palmwijn Dutch, Flemish
- pijnappel Dutch, Flemish
- rijksappel Dutch, Flemish
- rijstwijn Dutch, Flemish
- schuimwijn Dutch, Flemish
- twistappel Dutch, Flemish
- vruchtenwijn Dutch, Flemish
- wijn Dutch, Flemish
- wijnazijn Dutch, Flemish
- wijnberg Dutch, Flemish
- wijnboer Dutch, Flemish
- wijnbouw Dutch, Flemish
- wijnfles Dutch, Flemish
- wijngaard Dutch, Flemish
- wijnglas Dutch, Flemish
- wijnhandelaar Dutch, Flemish
- wijnhelling Dutch, Flemish
- wijnhuis Dutch, Flemish
- wijnjaar Dutch, Flemish
- wijnkelder Dutch, Flemish
- wijnoogst Dutch, Flemish
- wijnpers Dutch, Flemish
- wijnrank Dutch, Flemish
- wijnrood Dutch, Flemish
- wijnruit Dutch, Flemish
- wijnsteen Dutch, Flemish
- wijnvlek Dutch, Flemish
- witte wijn Dutch, Flemish
- zeep-appel Dutch, Flemish
- appel French
- æppelwin Old English
- apel Indonesian
- appel Middle Dutch
- wijn Middle Dutch
- apfulwīn Old High German
- appel Afrikaans
- appèl Afrikaans
- wyn Afrikaans
- *appluwīn gmw-pro
- apel Papiamentu
- wijn
- appel
- miswijn
- appelig
- wijnrank
- wijnfles
- wijnhuis
- wijnpers
- wijnglas
- appelsap
- wijnvlek
- palmwijn
- appelaar
- appelhof
- wijnbouw
- wijnberg
- wijnruit
- eetappel
- wijnjaar
- wijnrood
- wijnboer
- ooftwijn
- oogappel
- pijnappel
- appelzalf
- kweeappel
- kraamwijn
- appelpunt
- wijnsteen
- appelflap
- appeltuin
- braakwijn
- wijngaard
- appelsien
- wijnoogst
- appelboor
- rijstwijn
- kookappel
- wijnazijn
- appelteef
- aardappel
- appelboom
- appelmoes
- dadelwijn
- appelwijf
- aagtappel
- schuimwijn
- witte wijn
- rijksappel
- appelcider
- appelspijs
- appeltaart
- adamsappel
- zeep-appel
- brandewijn
- appelschil
- appelgroen
- doornappel
- wijnkelder
- twistappel
- denneappel
- bubbelwijn
- wijnhelling
- dennenappel
- vruchtenwijn
- granaatappel
- appelbloesem
- appelbeignet
- citroenappel
- bisschopswijn
- wijnhandelaar
- appelboomgaard
- appelblauwzeegroen