wedstrijd
Dutch (Brabantic)
/ˈʋɛt.strɛi̯t/
noun
Definitions
- race, competition
- game, match
Etymology
Compound from Dutch, Flemish wed (bet) + Dutch, Flemish strijd (battle, fight, struggle, conflict, strife).
Origin
Dutch (Brabantic)
strijd
Gloss
battle, fight, struggle, conflict, strife
Concept
Semantic Field
Warfare and hunting
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
戦, 闘
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- beker Dutch, Flemish
- bekerwedstrijd Dutch, Flemish
- doodsstrijd Dutch, Flemish
- doodstrijd Dutch, Flemish
- klassenstrijd Dutch, Flemish
- machtsstrijd Dutch, Flemish
- mediastrijd Dutch, Flemish
- oefen Dutch, Flemish
- oefenwedstrijd Dutch, Flemish
- onafhankelijkheidsstrijd Dutch, Flemish
- pennenstrijd Dutch, Flemish
- rit Dutch, Flemish
- rittenwedstrijd Dutch, Flemish
- strijd Dutch, Flemish
- strijdbijl Dutch, Flemish
- strijdgas Dutch, Flemish
- strijdhamer Dutch, Flemish
- strijdkreet Dutch, Flemish
- strijdlied Dutch, Flemish
- strijdperk Dutch, Flemish
- strijdtoneel Dutch, Flemish
- strijdvaardig Dutch, Flemish
- strijdwagen Dutch, Flemish
- taalstrijd Dutch, Flemish
- titanenstrijd Dutch, Flemish
- tweestrijd Dutch, Flemish
- vervalsing Dutch, Flemish
- wed Dutch, Flemish
- wedijver Dutch, Flemish
- wedstrijdvervalsing Dutch, Flemish
- woordenstrijd Dutch, Flemish
- strijt Middle Dutch
- stryd Afrikaans
- rit
- wed
- beker
- oefen
- strijd
- wedijver
- strijdgas
- strijdbijl
- strijdlied
- strijdperk
- tweestrijd
- vervalsing
- doodstrijd
- taalstrijd
- strijdwagen
- strijdkreet
- mediastrijd
- strijdhamer
- doodsstrijd
- strijdtoneel
- pennenstrijd
- machtsstrijd
- strijdvaardig
- woordenstrijd
- titanenstrijd
- klassenstrijd
- oefenwedstrijd
- bekerwedstrijd
- rittenwedstrijd
- wedstrijdvervalsing
- onafhankelijkheidsstrijd