onafhankelijkheidsstrijd
Dutch (Brabantic)
/ɔn.ɑfˈɦɑŋ.kə.lək.ɦɛi̯tˌstrɛi̯t/
noun
Definitions
- (chiefly) struggle for independence
Etymology
Compound from Dutch, Flemish onafhankelijkheid + Dutch, Flemish strijd (battle, fight, struggle, conflict, strife).
Origin
Dutch (Brabantic)
strijd
Gloss
battle, fight, struggle, conflict, strife
Concept
Semantic Field
Warfare and hunting
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
戦, 闘
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afhankelijkheid Dutch, Flemish
- doodsstrijd Dutch, Flemish
- doodstrijd Dutch, Flemish
- klassenstrijd Dutch, Flemish
- machtsstrijd Dutch, Flemish
- mediastrijd Dutch, Flemish
- onafhankelijk Dutch, Flemish
- onafhankelijkheid Dutch, Flemish
- onafhankelijkheidsstrijder Dutch, Flemish
- pennenstrijd Dutch, Flemish
- strijd Dutch, Flemish
- strijdbijl Dutch, Flemish
- strijdgas Dutch, Flemish
- strijdhamer Dutch, Flemish
- strijdkreet Dutch, Flemish
- strijdlied Dutch, Flemish
- strijdperk Dutch, Flemish
- strijdtoneel Dutch, Flemish
- strijdvaardig Dutch, Flemish
- strijdwagen Dutch, Flemish
- taalstrijd Dutch, Flemish
- titanenstrijd Dutch, Flemish
- tweestrijd Dutch, Flemish
- wedstrijd Dutch, Flemish
- woordenstrijd Dutch, Flemish
- strijt Middle Dutch
- stryd Afrikaans
- strijd
- wedstrijd
- strijdgas
- strijdperk
- tweestrijd
- strijdbijl
- taalstrijd
- doodstrijd
- strijdlied
- strijdwagen
- mediastrijd
- strijdhamer
- doodsstrijd
- strijdkreet
- strijdtoneel
- machtsstrijd
- pennenstrijd
- woordenstrijd
- titanenstrijd
- klassenstrijd
- onafhankelijk
- strijdvaardig
- afhankelijkheid
- onafhankelijkheid
- onafhankelijkheidsstrijder