om
Dutch (Brabantic)
/ɔm/
preposition
Definitions
- around, about
- at (a time)
Etymology
Inherited from Middle Dutch ombe inherited from Old Dutch umbi inherited from Proto-Germanic *umbi (around, about, near, by).
Origin
Proto-Germanic
*umbi
Gloss
around, about, near, by
Concept
Semantic Field
Spatial relations
Ontological Category
Property
Kanji
近
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- umbe English
- Umvolkung German
- um German
- umbauen German
- umfallen German
- umformulieren German
- umkippen German
- umklappen German
- umlaufen German
- umlernen German
- umschulden German
- umschütten German
- umso German
- umsonst German
- umzingeln German
- warum German
- achter Dutch, Flemish
- achterom Dutch, Flemish
- achteromkijken Dutch, Flemish
- bloedsomloop Dutch, Flemish
- bouw Dutch, Flemish
- brengen Dutch, Flemish
- briefomslag Dutch, Flemish
- dopen Dutch, Flemish
- draaien Dutch, Flemish
- drinken Dutch, Flemish
- gaan Dutch, Flemish
- gang Dutch, Flemish
- hakken Dutch, Flemish
- hoog Dutch, Flemish
- keer Dutch, Flemish
- keren Dutch, Flemish
- kijken Dutch, Flemish
- kleden Dutch, Flemish
- komen Dutch, Flemish
- kopen Dutch, Flemish
- laag Dutch, Flemish
- leggen Dutch, Flemish
- leiden Dutch, Flemish
- loop Dutch, Flemish
- lopen Dutch, Flemish
- ombouw Dutch, Flemish
- ombrengen Dutch, Flemish
- omdopen Dutch, Flemish
- omdraaien Dutch, Flemish
- omdraaiing Dutch, Flemish
- omdrinken Dutch, Flemish
- omgaan Dutch, Flemish
- omgang Dutch, Flemish
- omgangstaal Dutch, Flemish
- omhakken Dutch, Flemish
- omhoog Dutch, Flemish
- omhoogvallen Dutch, Flemish
- omkeer Dutch, Flemish
- omkeerbaar Dutch, Flemish
- omkeren Dutch, Flemish
- omkering Dutch, Flemish
- omkijken Dutch, Flemish
- omkleden Dutch, Flemish
- omkomen Dutch, Flemish
- omkopen Dutch, Flemish
- omkoping Dutch, Flemish
- omlaag Dutch, Flemish
- omleggen Dutch, Flemish
- omleiden Dutch, Flemish
- omleiding Dutch, Flemish
- omloop Dutch, Flemish
- omloopbaan Dutch, Flemish
- omlooptijd Dutch, Flemish
- omlopen Dutch, Flemish
- ommekeer Dutch, Flemish
- ommetje Dutch, Flemish
- omrekenen Dutch, Flemish
- omrijden Dutch, Flemish
- omroep Dutch, Flemish
- omroepen Dutch, Flemish
- omroeper Dutch, Flemish
- omroepster Dutch, Flemish
- omslaan Dutch, Flemish
- omslachtig Dutch, Flemish
- omslag Dutch, Flemish
- omspringen Dutch, Flemish
- omstaan Dutch, Flemish
- omstander Dutch, Flemish
- omstandig Dutch, Flemish
- omstandigheid Dutch, Flemish
- omstandigheidszin Dutch, Flemish
- omstreek Dutch, Flemish
- omtoveren Dutch, Flemish
- omtrek Dutch, Flemish
- omtrekken Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- omver Dutch, Flemish
- omvliegen Dutch, Flemish
- omvoegsel Dutch, Flemish
- omvolking Dutch, Flemish
- omvormen Dutch, Flemish
- omvormer Dutch, Flemish
- omvorming Dutch, Flemish
- omwaaien Dutch, Flemish
- omweg Dutch, Flemish
- omwentelen Dutch, Flemish
- omwenteling Dutch, Flemish
- omwoelen Dutch, Flemish
- omzet Dutch, Flemish
- omzetbelasting Dutch, Flemish
- omzichtig Dutch, Flemish
- omzichtigheid Dutch, Flemish
- omzien Dutch, Flemish
- omzomen Dutch, Flemish
- omzwermen Dutch, Flemish
- omzwerven Dutch, Flemish
- omzweven Dutch, Flemish
- rekenen Dutch, Flemish
- rijden Dutch, Flemish
- roep Dutch, Flemish
- roepen Dutch, Flemish
- rond Dutch, Flemish
- rondom Dutch, Flemish
- slaan Dutch, Flemish
- slag Dutch, Flemish
- springen Dutch, Flemish
- staan Dutch, Flemish
- stand Dutch, Flemish
- streek Dutch, Flemish
- toveren Dutch, Flemish
- trek Dutch, Flemish
- trekken Dutch, Flemish
- vallen Dutch, Flemish
- ver Dutch, Flemish
- vliegen Dutch, Flemish
- voegsel Dutch, Flemish
- volk Dutch, Flemish
- vormen Dutch, Flemish
- waaien Dutch, Flemish
- waar Dutch, Flemish
- waarom Dutch, Flemish
- weersomstandigheid Dutch, Flemish
- weg Dutch, Flemish
- wentelen Dutch, Flemish
- wereldomroep Dutch, Flemish
- woelen Dutch, Flemish
- zet Dutch, Flemish
- zicht Dutch, Flemish
- zien Dutch, Flemish
- zomen Dutch, Flemish
- zwermen Dutch, Flemish
- zwerven Dutch, Flemish
- zweven Dutch, Flemish
- circonstance French
- *h₂ent- Proto-Indo-European
- *h₂m̥bʰi Proto-Indo-European
- *ǵʰengʰ- Proto-Indo-European
- *jabai Proto-Germanic
- *umbi Proto-Germanic
- *umbi- Proto-Germanic
- om Norwegian Nynorsk
- ymb Old English
- ymb- Old English
- ymbe Old English
- ymbgān Old English
- ymbsettan Old English
- umbe Middle English
- um Old Norse
- umb Old Norse
- omslah Indonesian
- omzet Indonesian
- ombe Middle Dutch
- omme Middle Dutch
- ommecomen Middle Dutch
- ommegang Middle Dutch
- ommehacken Middle Dutch
- ommesien Middle Dutch
- ommeslaen Middle Dutch
- waeromme Middle Dutch
- umbi Old High German
- omstandigheid Afrikaans
- umbe Middle High German
- ümbe Middle High German
- Ëmwelt Luxembourgish, Letzeburgesch
- ëm Luxembourgish, Letzeburgesch
- *umbi gmw-pro
- ümber Estonian
- umbi Old Dutch
- *umpi Proto-Finnic
- *ümpärik Proto-Finnic
- denumme Cimbrian
- umme Cimbrian
- umbi Old Saxon
- umbi- Old Saxon
- umbe Old Frisian
- ver
- weg
- zet
- laag
- loop
- trek
- gang
- volk
- rond
- waar
- gaan
- hoog
- bouw
- slag
- roep
- keer
- zien
- stand
- komen
- keren
- lopen
- staan
- slaan
- omweg
- zomen
- dopen
- omver
- kopen
- zicht
- omzet
- omloop
- omlaag
- leggen
- kijken
- omtrek
- ombouw
- zweven
- waaien
- omzien
- kleden
- omkeer
- woelen
- roepen
- waarom
- vormen
- omgang
- omroep
- streek
- omgaan
- omslag
- rijden
- achter
- rondom
- vallen
- leiden
- omhoog
- hakken
- voegsel
- zwermen
- omdopen
- omstaan
- vliegen
- zwerven
- omkomen
- drinken
- trekken
- rekenen
- toveren
- brengen
- omkeren
- omzomen
- draaien
- omlopen
- omslaan
- ommetje
- omkopen
- omrijden
- omleggen
- omkijken
- achterom
- omkleden
- omhakken
- springen
- omroepen
- omwaaien
- omkering
- ommekeer
- omwoelen
- wentelen
- omstreek
- omzweven
- omroeper
- omvallen
- omkoping
- omleiden
- omvormen
- omvormer
- omvolking
- omdraaien
- omtrekken
- omstandig
- ombrengen
- omvliegen
- omstander
- omvoegsel
- omvorming
- omzichtig
- omzwerven
- omtoveren
- omdrinken
- omzwermen
- omrekenen
- omleiding
- omroepster
- omwentelen
- omspringen
- omslachtig
- omdraaiing
- omkeerbaar
- omloopbaan
- omlooptijd
- briefomslag
- omgangstaal
- omwenteling
- wereldomroep
- bloedsomloop
- omhoogvallen
- omstandigheid
- omzichtigheid
- achteromkijken
- omzetbelasting
- omstandigheidszin
- weersomstandigheid