koffiezetapparaat
Dutch (Brabantic)
/ˈkɔ.fi.zɛt.ɑ.paːˌraːt/
noun
Definitions
- coffee maker
Etymology
Compound from Dutch, Flemish koffie (coffee) + Dutch, Flemish zetten (set, put, make, insert, typeset, prepare)+ Dutch, Flemish apparaat (device, apparatus, machinery, machine).
Origin
Dutch (Brabantic)
apparaat
Gloss
device, apparatus, machinery, machine
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
機
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- coffee English
- caffè Italian
- aanwijsapparaat Dutch, Flemish
- aanzetten Dutch, Flemish
- achterzetsel Dutch, Flemish
- afzetten Dutch, Flemish
- antwoordapparaat Dutch, Flemish
- apparaat Dutch, Flemish
- apparatuur Dutch, Flemish
- bestuursapparaat Dutch, Flemish
- bewegingsapparaat Dutch, Flemish
- bezetten Dutch, Flemish
- bijzetten Dutch, Flemish
- doorzetten Dutch, Flemish
- gehoorapparaat Dutch, Flemish
- gevangenzetten Dutch, Flemish
- ijskoffie Dutch, Flemish
- invoerapparaat Dutch, Flemish
- inzetten Dutch, Flemish
- klaarzetten Dutch, Flemish
- koffie Dutch, Flemish
- koffieautomaat Dutch, Flemish
- koffiebar Dutch, Flemish
- koffieboon Dutch, Flemish
- koffiecultuur Dutch, Flemish
- koffiedik Dutch, Flemish
- koffiehuis Dutch, Flemish
- koffiekan Dutch, Flemish
- koffieleut Dutch, Flemish
- koffiemelk Dutch, Flemish
- koffiemolen Dutch, Flemish
- koffiepauze Dutch, Flemish
- koffieplantage Dutch, Flemish
- koffieplanter Dutch, Flemish
- koffiepoeder Dutch, Flemish
- koffiepot Dutch, Flemish
- koffieprut Dutch, Flemish
- koffieroom Dutch, Flemish
- koffieshop Dutch, Flemish
- koffietijd Dutch, Flemish
- neerzetten Dutch, Flemish
- nietapparaat Dutch, Flemish
- onderzetter Dutch, Flemish
- ontzetten Dutch, Flemish
- openzetten Dutch, Flemish
- oploskoffie Dutch, Flemish
- opzetten Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- rechtzetten Dutch, Flemish
- röntgenapparaat Dutch, Flemish
- scheerapparaat Dutch, Flemish
- stopzetten Dutch, Flemish
- surrogaatkoffie Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- uitzetten Dutch, Flemish
- vastzetten Dutch, Flemish
- verderzetten Dutch, Flemish
- verzetten Dutch, Flemish
- voortzetten Dutch, Flemish
- voorzetten Dutch, Flemish
- wegzetten Dutch, Flemish
- zetfeil Dutch, Flemish
- zetfout Dutch, Flemish
- zetmeel Dutch, Flemish
- zetpil Dutch, Flemish
- zetsel Dutch, Flemish
- zetten Dutch, Flemish
- *satjaną Proto-Germanic
- *sitjaną Proto-Germanic
- コーヒー Japanese
- 珈琲 / コーヒー, コーヒー Japanese
- coffee Arabic
- aparat Indonesian
- setten Middle Dutch
- koffie Afrikaans
- kopi Malay
- apparat Middle French
- قهوه Ottoman Turkish
- kupi Brunei Malay
- kofi Ternate
- zetpil
- koffie
- zetten
- zetsel
- zetmeel
- zetfeil
- zetfout
- bezetten
- inzetten
- apparaat
- afzetten
- opzetten
- ijskoffie
- aanzetten
- koffiedik
- koffiebar
- koffiepot
- verzetten
- ontzetten
- uitzetten
- koffiekan
- wegzetten
- bijzetten
- voorzetten
- apparatuur
- koffiemelk
- openzetten
- koffieroom
- doorzetten
- neerzetten
- koffietijd
- koffieshop
- vastzetten
- koffieprut
- koffieleut
- koffiehuis
- koffieboon
- overzetten
- stopzetten
- koffiepauze
- voortzetten
- oploskoffie
- onderzetter
- terugzetten
- koffiemolen
- rechtzetten
- klaarzetten
- koffiepoeder
- achterzetsel
- verderzetten
- nietapparaat
- koffiecultuur
- koffieplanter
- invoerapparaat
- gehoorapparaat
- gevangenzetten
- koffieautomaat
- scheerapparaat
- koffieplantage
- surrogaatkoffie
- aanwijsapparaat
- röntgenapparaat
- antwoordapparaat
- bestuursapparaat
- bewegingsapparaat