bezetten
Dutch (Brabantic)
/bəˈzɛtə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to occupy, to fill
- (transitive) to occupy (forcefully with military personnel), to conquer
Etymology
Inherited from Middle Dutch besetten inherited from Old Dutch *bisetten inherited from Proto-Germanic *bisatjaną (set around, beset, set near) affix from Dutch, Flemish zetten (set, put, make, insert, typeset, prepare).
Origin
Dutch (Brabantic)
zetten
Gloss
set, put, make, insert, typeset, prepare
Concept
Semantic Field
The physical world
Ontological Category
Action/Process
Emoji
📐
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- beset English
- besetment English
- besetter English
- besetting English
- set English
- umbeset English
- unbeset English
- Besetzer German
- Besetzerin German
- Besetzung German
- besetzen German
- setzen German
- aanzetten Dutch, Flemish
- achterzetsel Dutch, Flemish
- afzetten Dutch, Flemish
- bezetteling Dutch, Flemish
- bezetter Dutch, Flemish
- bezetting Dutch, Flemish
- bezettingszone Dutch, Flemish
- bijzetten Dutch, Flemish
- doorzetten Dutch, Flemish
- gevangenzetten Dutch, Flemish
- inzetten Dutch, Flemish
- klaarzetten Dutch, Flemish
- koffiezetapparaat Dutch, Flemish
- neerzetten Dutch, Flemish
- onderzetter Dutch, Flemish
- ontzetten Dutch, Flemish
- openzetten Dutch, Flemish
- opzetten Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- rechtzetten Dutch, Flemish
- rolbezetting Dutch, Flemish
- stopzetten Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- uitzetten Dutch, Flemish
- vastzetten Dutch, Flemish
- verderzetten Dutch, Flemish
- verzetten Dutch, Flemish
- voortzetten Dutch, Flemish
- voorzetten Dutch, Flemish
- wegzetten Dutch, Flemish
- zetfeil Dutch, Flemish
- zetfout Dutch, Flemish
- zetmeel Dutch, Flemish
- zetpil Dutch, Flemish
- zetsel Dutch, Flemish
- zetten Dutch, Flemish
- *sed- Proto-Indo-European
- *bisatjaną Proto-Germanic
- *satjaną Proto-Germanic
- *sitjaną Proto-Germanic
- besätta Swedish
- besettan Old English
- besetten Middle English
- besetten Middle Dutch
- besetter Middle Dutch
- besettinge Middle Dutch
- setten Middle Dutch
- bisezzen Old High German
- beset Afrikaans
- besetting Afrikaans
- 𐌱𐌹𐍃𐌰𐍄𐌾𐌰𐌽 Gothic
- 𐍃𐌰𐍄𐌾𐌰𐌽 Gothic
- *bisetten Old Dutch
- besetten Middle Low German
- zetpil
- zetten
- zetsel
- zetmeel
- zetfeil
- zetfout
- bezetter
- inzetten
- afzetten
- opzetten
- verzetten
- bezetting
- ontzetten
- uitzetten
- aanzetten
- wegzetten
- bijzetten
- voorzetten
- vastzetten
- openzetten
- doorzetten
- overzetten
- neerzetten
- stopzetten
- onderzetter
- terugzetten
- rechtzetten
- bezetteling
- voortzetten
- klaarzetten
- rolbezetting
- achterzetsel
- verderzetten
- bezettingszone
- gevangenzetten
- koffiezetapparaat