geweerschot
Dutch (Brabantic)
/ɣəˈʋeːrˌsxɔt/
noun
Definitions
- A rifle shot, a gunshot shot fired by a long-barrelled, (semi)portable gun.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish geweer (rifle, gun, sidearm) + Dutch, Flemish schot (shot, spawn, that which has been shot).
Origin
Dutch (Brabantic)
schot
Gloss
shot, spawn, that which has been shot
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- achterlaadgeweer Dutch, Flemish
- geweer Dutch, Flemish
- geweerriem Dutch, Flemish
- geweervuur Dutch, Flemish
- hagelgeweer Dutch, Flemish
- jachtgeweer Dutch, Flemish
- kikkerschot Dutch, Flemish
- machinegeweer Dutch, Flemish
- naaldgeweer Dutch, Flemish
- overschot Dutch, Flemish
- repeteergeweer Dutch, Flemish
- saluutschot Dutch, Flemish
- schampschot Dutch, Flemish
- schietgeweer Dutch, Flemish
- schimpscheut Dutch, Flemish
- schot Dutch, Flemish
- schotschrift Dutch, Flemish
- spreidloopgeweer Dutch, Flemish
- sterrenschot Dutch, Flemish
- voorlaadgeweer Dutch, Flemish
- voorschot Dutch, Flemish
- vuursteengeweer Dutch, Flemish
- waarschuwingsschot Dutch, Flemish
- walschot Dutch, Flemish
- weren Dutch, Flemish
- zijdgeweer Dutch, Flemish
- gewere Middle Dutch
- scot Middle Dutch
- geweer Afrikaans
- schot
- weren
- geweer
- walschot
- overschot
- voorschot
- geweervuur
- geweerriem
- zijdgeweer
- schampschot
- hagelgeweer
- kikkerschot
- jachtgeweer
- saluutschot
- naaldgeweer
- schietgeweer
- schimpscheut
- sterrenschot
- schotschrift
- machinegeweer
- voorlaadgeweer
- repeteergeweer
- vuursteengeweer
- spreidloopgeweer
- achterlaadgeweer
- waarschuwingsschot