geestdodend
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- mind-numbing
Etymology
Compound from Dutch, Flemish geest (spirit, ghost, mind, vapour, heathland, breath, heath, Holy Spirit) + Dutch, Flemish dodend.
Origin
Dutch (Brabantic)
dodend
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- dodend Dutch, Flemish
- droefgeestig Dutch, Flemish
- dwaalgeest Dutch, Flemish
- geest Dutch, Flemish
- geestdrift Dutch, Flemish
- geestdrijver Dutch, Flemish
- geestelijk Dutch, Flemish
- geesteskind Dutch, Flemish
- geesteskrankheid Dutch, Flemish
- geestesoog Dutch, Flemish
- geesteswetenschap Dutch, Flemish
- geestesziek Dutch, Flemish
- geestesziekte Dutch, Flemish
- geestgrond Dutch, Flemish
- geestig Dutch, Flemish
- geestrijk Dutch, Flemish
- geestverwant Dutch, Flemish
- hellegeest Dutch, Flemish
- hemelgeest Dutch, Flemish
- huisgeest Dutch, Flemish
- kleingeestig Dutch, Flemish
- klopgeest Dutch, Flemish
- naargeestig Dutch, Flemish
- ondernemingsgeest Dutch, Flemish
- plaaggeest Dutch, Flemish
- ploeggeest Dutch, Flemish
- teamgeest Dutch, Flemish
- tijdgeest Dutch, Flemish
- tijdsgeest Dutch, Flemish
- wargeest Dutch, Flemish
- watergeest Dutch, Flemish
- gêest Middle Dutch
- gees Afrikaans
- geest
- dodend
- geestig
- wargeest
- teamgeest
- huisgeest
- klopgeest
- tijdgeest
- geestrijk
- watergeest
- tijdsgeest
- hellegeest
- geestesoog
- geestelijk
- geestdrift
- ploeggeest
- geestgrond
- hemelgeest
- dwaalgeest
- plaaggeest
- geesteskind
- geestesziek
- naargeestig
- droefgeestig
- geestdrijver
- kleingeestig
- geestverwant
- geestesziekte
- geesteskrankheid
- geesteswetenschap
- ondernemingsgeest