wisseling
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- change, swap, exchange
Etymology
Suffix from Dutch, Flemish wisselen (change, exchange, replace, swap, barter).
Origin
Dutch (Brabantic)
wisselen
Gloss
change, exchange, replace, swap, barter
Concept
Semantic Field
Spatial relations
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afwisselen Dutch, Flemish
- eeuw Dutch, Flemish
- eeuwwisseling Dutch, Flemish
- gedaante Dutch, Flemish
- gedaantewisseling Dutch, Flemish
- gedacht Dutch, Flemish
- gedachtenwisseling Dutch, Flemish
- inwisselen Dutch, Flemish
- jaar Dutch, Flemish
- jaarwisseling Dutch, Flemish
- paradigma Dutch, Flemish
- paradigmawisseling Dutch, Flemish
- stof Dutch, Flemish
- stofwisseling Dutch, Flemish
- stofwisselingsziekte Dutch, Flemish
- troon Dutch, Flemish
- troonswisseling Dutch, Flemish
- uitwisselen Dutch, Flemish
- verwisselen Dutch, Flemish
- wissel Dutch, Flemish
- wisselaar Dutch, Flemish
- wisselen Dutch, Flemish
- wisselgebit Dutch, Flemish
- wisselgeld Dutch, Flemish
- wisselkantoor Dutch, Flemish
- wisselkoers Dutch, Flemish
- wisselspanning Dutch, Flemish
- wisselstroom Dutch, Flemish
- wisselstuk Dutch, Flemish
- wisselvallig Dutch, Flemish
- wisselwerking Dutch, Flemish
- woord Dutch, Flemish
- woordenwisseling Dutch, Flemish
- wisselen Middle Dutch
- eeuw
- jaar
- stof
- woord
- troon
- wissel
- gedacht
- wisselen
- gedaante
- wisselaar
- paradigma
- afwisselen
- wisselgeld
- inwisselen
- wisselstuk
- verwisselen
- uitwisselen
- wisselgebit
- wisselkoers
- wisselstroom
- wisselvallig
- wisselwerking
- stofwisseling
- wisselkantoor
- eeuwwisseling
- jaarwisseling
- wisselspanning
- troonswisseling
- woordenwisseling
- gedaantewisseling
- gedachtenwisseling
- paradigmawisseling
- stofwisselingsziekte