plaatstaal
Dutch (Brabantic)
/ˈplaːt.staːl/
noun
Definitions
- sheet steel
Etymology
Compound from Dutch, Flemish plaat (record, plate, disc, board) + Dutch, Flemish staal (steel, sample).
Origin
Dutch (Brabantic)
staal
Gloss
steel, sample
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
鋼
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Stahl German
- dansplaat Dutch, Flemish
- gipskartonplaat Dutch, Flemish
- gipsplaat Dutch, Flemish
- glasplaat Dutch, Flemish
- grammofoonplaat Dutch, Flemish
- kentekenplaat Dutch, Flemish
- kookplaat Dutch, Flemish
- langspeelplaat Dutch, Flemish
- nikkelstaal Dutch, Flemish
- nummerplaat Dutch, Flemish
- plaat Dutch, Flemish
- plaattektoniek Dutch, Flemish
- plaatwerk Dutch, Flemish
- platencontract Dutch, Flemish
- platendraaier Dutch, Flemish
- platenlabel Dutch, Flemish
- platenspeler Dutch, Flemish
- platentektoniek Dutch, Flemish
- platenwinkel Dutch, Flemish
- platenzaak Dutch, Flemish
- printplaat Dutch, Flemish
- spaanderplaat Dutch, Flemish
- spaanplaat Dutch, Flemish
- staal Dutch, Flemish
- staalblauw Dutch, Flemish
- staalkaart Dutch, Flemish
- stalen Dutch, Flemish
- wijzerplaat Dutch, Flemish
- plate Middle Dutch
- stael Middle Dutch
- staal Afrikaans
- staal
- plaat
- stalen
- kookplaat
- gipsplaat
- dansplaat
- plaatwerk
- glasplaat
- staalblauw
- spaanplaat
- staalkaart
- platenzaak
- printplaat
- nummerplaat
- nikkelstaal
- platenlabel
- wijzerplaat
- platenspeler
- platenwinkel
- platendraaier
- spaanderplaat
- kentekenplaat
- platencontract
- langspeelplaat
- plaattektoniek
- platentektoniek
- grammofoonplaat
- gipskartonplaat