nummerplaat
Dutch (Brabantic)
/ˈnʏ.mərˌplaːt/
noun
Definitions
- license plate, number plate
Etymology
Compound from Dutch, Flemish nummer (number, character, song, act, track) + Dutch, Flemish plaat (record, plate, disc, board).
Origin
Dutch (Brabantic)
plaat
Gloss
record, plate, disc, board
Concept
Semantic Field
Food and drink
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
🍽️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- alarmnummer Dutch, Flemish
- antwoordnummer Dutch, Flemish
- atoomnummer Dutch, Flemish
- cellnummer Dutch, Flemish
- dansplaat Dutch, Flemish
- gipskartonplaat Dutch, Flemish
- gipsplaat Dutch, Flemish
- glasplaat Dutch, Flemish
- grammofoonplaat Dutch, Flemish
- huisnummer Dutch, Flemish
- kentekenplaat Dutch, Flemish
- kookplaat Dutch, Flemish
- landnummer Dutch, Flemish
- langspeelplaat Dutch, Flemish
- netnummer Dutch, Flemish
- nummer Dutch, Flemish
- nummerbord Dutch, Flemish
- plaat Dutch, Flemish
- plaatstaal Dutch, Flemish
- plaattektoniek Dutch, Flemish
- plaatwerk Dutch, Flemish
- platencontract Dutch, Flemish
- platendraaier Dutch, Flemish
- platenlabel Dutch, Flemish
- platenspeler Dutch, Flemish
- platentektoniek Dutch, Flemish
- platenwinkel Dutch, Flemish
- platenzaak Dutch, Flemish
- printplaat Dutch, Flemish
- serienummer Dutch, Flemish
- spaanderplaat Dutch, Flemish
- spaanplaat Dutch, Flemish
- telefoonnummer Dutch, Flemish
- wijzerplaat Dutch, Flemish
- nommer Middle Dutch
- plate Middle Dutch
- nommer Afrikaans
- plaat
- nummer
- kookplaat
- gipsplaat
- dansplaat
- plaatwerk
- glasplaat
- netnummer
- plaatstaal
- nummerbord
- cellnummer
- landnummer
- spaanplaat
- platenzaak
- huisnummer
- printplaat
- alarmnummer
- platenlabel
- wijzerplaat
- serienummer
- atoomnummer
- platenspeler
- platenwinkel
- platendraaier
- spaanderplaat
- kentekenplaat
- telefoonnummer
- platencontract
- langspeelplaat
- antwoordnummer
- plaattektoniek
- platentektoniek
- grammofoonplaat
- gipskartonplaat