melkboer
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- milkman
Etymology
Compound from Dutch, Flemish melk (milk) + Dutch, Flemish boer (farmer, peasant, burp, merchant).
Origin
Dutch (Brabantic)
boer
Gloss
farmer, peasant, burp, merchant
Concept
Semantic Field
Agriculture and vegetation
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
👨🌾 👩🌾
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- boor English
- Melkweg Dutch, Flemish
- aardbeienmelk Dutch, Flemish
- amandelmelk Dutch, Flemish
- biestmelk Dutch, Flemish
- bijenmelk Dutch, Flemish
- boer Dutch, Flemish
- boeren Dutch, Flemish
- boerenbedrieger Dutch, Flemish
- boerenbedrog Dutch, Flemish
- boerendeur Dutch, Flemish
- boerenjongen Dutch, Flemish
- boerenkaas Dutch, Flemish
- boerenknecht Dutch, Flemish
- boerenkool Dutch, Flemish
- boerenland Dutch, Flemish
- boerenleven Dutch, Flemish
- boerenlul Dutch, Flemish
- boerenmeid Dutch, Flemish
- boerenomelet Dutch, Flemish
- boerenplaats Dutch, Flemish
- boerenpummel Dutch, Flemish
- boerenslimheid Dutch, Flemish
- boerenstand Dutch, Flemish
- boerenstiel Dutch, Flemish
- boerenzoon Dutch, Flemish
- boerenzwaluw Dutch, Flemish
- boerin Dutch, Flemish
- borstmelk Dutch, Flemish
- bulleboer Dutch, Flemish
- cacaomelk Dutch, Flemish
- chocolademelk Dutch, Flemish
- geitenmelk Dutch, Flemish
- gletsjermelk Dutch, Flemish
- haar Dutch, Flemish
- havermelk Dutch, Flemish
- heksenmelk Dutch, Flemish
- herenboer Dutch, Flemish
- hond Dutch, Flemish
- jakmelk Dutch, Flemish
- karnemelk Dutch, Flemish
- kippenboer Dutch, Flemish
- koeienmelk Dutch, Flemish
- koemelk Dutch, Flemish
- koffiemelk Dutch, Flemish
- kokosmelk Dutch, Flemish
- kolenboer Dutch, Flemish
- melk Dutch, Flemish
- melkboerenhond Dutch, Flemish
- melkboerenhondenhaar Dutch, Flemish
- melkbrood Dutch, Flemish
- melkchocola Dutch, Flemish
- melkchocolade Dutch, Flemish
- melkfles Dutch, Flemish
- melkgebit Dutch, Flemish
- melkglas Dutch, Flemish
- melkkoe Dutch, Flemish
- melkpoeder Dutch, Flemish
- melkslang Dutch, Flemish
- melksuiker Dutch, Flemish
- melktand Dutch, Flemish
- melkvee Dutch, Flemish
- melkveehouderij Dutch, Flemish
- melkzuur Dutch, Flemish
- moedermelk Dutch, Flemish
- sojamelk Dutch, Flemish
- suikerboer Dutch, Flemish
- veeboer Dutch, Flemish
- visboer Dutch, Flemish
- vogelmelk Dutch, Flemish
- wijnboer Dutch, Flemish
- wolfsmelk Dutch, Flemish
- *bʰuH- Proto-Indo-European
- boer Norwegian Bokmål
- *būraz Proto-Germanic
- boar Norwegian Nynorsk
- boer Danish
- bure Middle Dutch
- melc Middle Dutch
- boer Afrikaans
- melk Afrikaans
- melek Tok Pisin
- buru Sranan Tongo
- merki Sranan Tongo
- melk Dutch Low Saxon
- melk
- hond
- haar
- boer
- boeren
- boerin
- melkkoe
- koemelk
- visboer
- veeboer
- jakmelk
- Melkweg
- melkvee
- sojamelk
- melkfles
- melktand
- melkzuur
- melkglas
- wijnboer
- melkbrood
- kolenboer
- wolfsmelk
- vogelmelk
- melkgebit
- cacaomelk
- havermelk
- melkslang
- biestmelk
- kokosmelk
- herenboer
- borstmelk
- karnemelk
- boerenlul
- bulleboer
- bijenmelk
- melksuiker
- heksenmelk
- suikerboer
- kippenboer
- boerendeur
- koffiemelk
- geitenmelk
- boerenmeid
- boerenland
- koeienmelk
- melkpoeder
- moedermelk
- boerenkaas
- boerenkool
- boerenzoon
- melkchocola
- boerenstand
- boerenstiel
- boerenleven
- amandelmelk
- boerenomelet
- boerenjongen
- boerenknecht
- boerenzwaluw
- boerenpummel
- boerenplaats
- gletsjermelk
- boerenbedrog
- chocolademelk
- melkchocolade
- aardbeienmelk
- boerenslimheid
- melkboerenhond
- melkveehouderij
- boerenbedrieger
- melkboerenhondenhaar