kwaadspreken
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to defame, slander, traduce
Etymology
Compound from Dutch, Flemish kwaad (evil, bad, angry) + Dutch, Flemish spreken (speak).
Origin
Dutch (Brabantic)
spreken
Gloss
speak
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Action/Process
Kanji
話
Emoji
🗣️ 🗣️ 🙊
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanspreken Dutch, Flemish
- afspreken Dutch, Flemish
- bespreken Dutch, Flemish
- buikspreken Dutch, Flemish
- inspreken Dutch, Flemish
- kattenkwaad Dutch, Flemish
- kwaad Dutch, Flemish
- kwaadaardig Dutch, Flemish
- kwaadheid Dutch, Flemish
- kwaadspreekster Dutch, Flemish
- kwaadspreker Dutch, Flemish
- kwaadwil Dutch, Flemish
- kwalijk Dutch, Flemish
- spreekbeurt Dutch, Flemish
- spreekbuis Dutch, Flemish
- spreekkamer Dutch, Flemish
- spreekkoor Dutch, Flemish
- spreekstalmeester Dutch, Flemish
- spreektaal Dutch, Flemish
- spreekuur Dutch, Flemish
- spreekwijze Dutch, Flemish
- spreekwoord Dutch, Flemish
- spreken Dutch, Flemish
- spreker Dutch, Flemish
- tegenspreken Dutch, Flemish
- uitspreken Dutch, Flemish
- verspreken Dutch, Flemish
- weerspreken Dutch, Flemish
- quaet Middle Dutch
- quâet Middle Dutch
- sprēken Middle Dutch
- kwaad Afrikaans
- kwaai Afrikaans
- kwaad
- kwalijk
- spreker
- spreken
- kwaadwil
- afspreken
- inspreken
- spreekuur
- kwaadheid
- bespreken
- spreekbuis
- verspreken
- aanspreken
- uitspreken
- spreekkoor
- spreektaal
- spreekwoord
- spreekbeurt
- spreekkamer
- buikspreken
- kwaadaardig
- spreekwijze
- weerspreken
- kattenkwaad
- tegenspreken
- kwaadspreker
- kwaadspreekster
- spreekstalmeester