kleurenblind
Dutch (Brabantic)
/ˈkløː.rə(n)ˌblɪnt/
adj
Definitions
- colour blind incapable of distinguishing two primary colours
Etymology
Compound from Dutch, Flemish kleur (colour, color) + Dutch, Flemish blind (blind).
Origin
Dutch (Brabantic)
blind
Gloss
blind
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Property
Kanji
盲
Emoji
👨🦯 👩🦯 🦮 🦯 🧑🦯
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- achtergrondkleur Dutch, Flemish
- blind Dutch, Flemish
- blindelings Dutch, Flemish
- blindheid Dutch, Flemish
- driekleur Dutch, Flemish
- gelaatskleur Dutch, Flemish
- ivoorkleurig Dutch, Flemish
- klankkleur Dutch, Flemish
- kleur Dutch, Flemish
- kleuren-tv Dutch, Flemish
- kleurenblindheid Dutch, Flemish
- kleurendia Dutch, Flemish
- kleurendiapositief Dutch, Flemish
- kleurenfoto Dutch, Flemish
- kleurenschema Dutch, Flemish
- kleurentelevisie Dutch, Flemish
- kleurloos Dutch, Flemish
- kleurpotlood Dutch, Flemish
- kleurrijk Dutch, Flemish
- kleurstof Dutch, Flemish
- nachtblind Dutch, Flemish
- olijfkleurig Dutch, Flemish
- rouwkleur Dutch, Flemish
- schutkleur Dutch, Flemish
- sneeuwblind Dutch, Flemish
- streepkleur Dutch, Flemish
- tweekleur Dutch, Flemish
- tweekleurig Dutch, Flemish
- vlaskleurig Dutch, Flemish
- voskleurig Dutch, Flemish
- zalmkleurig Dutch, Flemish
- zilverkleur Dutch, Flemish
- zilverkleurig Dutch, Flemish
- couleur French
- blint Middle Dutch
- coleur Middle Dutch
- blind Afrikaans
- kleur Afrikaans
- kleur Western Frisian
- blind
- kleur
- blindheid
- kleurloos
- tweekleur
- driekleur
- kleurrijk
- rouwkleur
- kleurstof
- klankkleur
- kleuren-tv
- voskleurig
- schutkleur
- kleurendia
- nachtblind
- zalmkleurig
- vlaskleurig
- tweekleurig
- streepkleur
- zilverkleur
- kleurenfoto
- blindelings
- sneeuwblind
- ivoorkleurig
- kleurpotlood
- olijfkleurig
- gelaatskleur
- kleurenschema
- zilverkleurig
- achtergrondkleur
- kleurentelevisie
- kleurenblindheid
- kleurendiapositief