handschoen
Dutch (Brabantic)
/ˈɦɑnt.sxun/
noun
Definitions
- glove (item of clothing)
Etymology
Inherited from Middle Dutch hantschoe compound from Dutch, Flemish hand (hand, manual) + Dutch, Flemish schoen (shoe, cover).
Origin
Dutch (Brabantic)
schoen
Gloss
shoe, cover
Concept
Semantic Field
Clothing and grooming
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
👞 👟 👠 👡 👢
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- hand English
- handshoe English
- shoe English
- Baumwollhandschuh German
- Fausthandschuh German
- Fehdehandschuh German
- Fellhandschuh German
- Fingerhandschuh German
- Hand German
- Handschuh German
- Handschuhfach German
- Lammfellhandschuh German
- Pelzhandschuh German
- Schuh German
- Wollhandschuh German
- behendig Dutch, Flemish
- bijdehand Dutch, Flemish
- boksen Dutch, Flemish
- bokshandschoen Dutch, Flemish
- dansschoen Dutch, Flemish
- drieërhande Dutch, Flemish
- gymschoen Dutch, Flemish
- hand Dutch, Flemish
- handbak Dutch, Flemish
- handbal Dutch, Flemish
- handboei Dutch, Flemish
- handboog Dutch, Flemish
- handdoek Dutch, Flemish
- handelen Dutch, Flemish
- handgeklap Dutch, Flemish
- handgemaakt Dutch, Flemish
- handgemeen Dutch, Flemish
- handgereedschap Dutch, Flemish
- handgranaat Dutch, Flemish
- handig Dutch, Flemish
- handlanger Dutch, Flemish
- handleiding Dutch, Flemish
- handmatig Dutch, Flemish
- handpalm Dutch, Flemish
- handrem Dutch, Flemish
- handruiker Dutch, Flemish
- handschoenenkast Dutch, Flemish
- handschoenmaker Dutch, Flemish
- handschrift Dutch, Flemish
- handstand Dutch, Flemish
- handtas Dutch, Flemish
- handtekening Dutch, Flemish
- handvuurwapen Dutch, Flemish
- handwanmolen Dutch, Flemish
- handwas Dutch, Flemish
- handwerk Dutch, Flemish
- handwoordenboek Dutch, Flemish
- hardhandig Dutch, Flemish
- kast Dutch, Flemish
- kushand Dutch, Flemish
- linkerhand Dutch, Flemish
- linkshandig Dutch, Flemish
- maker Dutch, Flemish
- naderhand Dutch, Flemish
- puntschoen Dutch, Flemish
- rechterhand Dutch, Flemish
- rechtshandig Dutch, Flemish
- remschoen Dutch, Flemish
- schoen Dutch, Flemish
- schoenbekooievaar Dutch, Flemish
- schoenendoos Dutch, Flemish
- schoenlapper Dutch, Flemish
- schoenlepel Dutch, Flemish
- schoenmaat Dutch, Flemish
- schoenmaker Dutch, Flemish
- schoenneus Dutch, Flemish
- schoenpoetser Dutch, Flemish
- schoensmeer Dutch, Flemish
- schoenveter Dutch, Flemish
- schoenzool Dutch, Flemish
- sneeuwschoen Dutch, Flemish
- thans Dutch, Flemish
- tweedehands Dutch, Flemish
- washand Dutch, Flemish
- waterschoen Dutch, Flemish
- hanske Norwegian Bokmål
- handske Swedish
- hanske Norwegian Nynorsk
- hanzki Old Norse
- handschoen Indonesian
- hant Middle Dutch
- hantschoe Middle Dutch
- schoe Middle Dutch
- hand Afrikaans
- handskoen Afrikaans
- skoen Afrikaans
- handski Faroese
- hantschuoch Middle High German
- hentsche Middle High German
- הענטשקע Yiddish
- hantsche Middle Low German
- hantske Middle Low German
- handsko Old Saxon
- hanzkæ Old Danish
- kast
- hand
- maker
- thans
- boksen
- handig
- schoen
- kushand
- handtas
- handbal
- handbak
- handrem
- washand
- handwas
- handboog
- handelen
- handdoek
- handwerk
- handboei
- behendig
- handpalm
- handmatig
- remschoen
- naderhand
- gymschoen
- handstand
- bijdehand
- handgeklap
- puntschoen
- schoenzool
- dansschoen
- schoenneus
- hardhandig
- handruiker
- handgemeen
- schoenmaat
- handlanger
- linkerhand
- schoensmeer
- schoenveter
- tweedehands
- handgranaat
- rechterhand
- schoenmaker
- schoenlepel
- handschrift
- handgemaakt
- waterschoen
- drieërhande
- handleiding
- linkshandig
- sneeuwschoen
- handwanmolen
- handtekening
- schoenlapper
- schoenendoos
- rechtshandig
- handvuurwapen
- schoenpoetser
- bokshandschoen
- handwoordenboek
- handgereedschap
- handschoenmaker
- handschoenenkast
- schoenbekooievaar