handelen
Dutch (Brabantic)
/ˈɦɑndələ(n)/
verb
Definitions
- (intransitive) to trade, do business
- (intransitive) to act
Etymology
Inherited from Middle Dutch handelen inherited from Old Dutch handalon inherited from Proto-Germanic *handlōną (grip, take, feel) suffix from Dutch, Flemish hand (hand, manual).
Origin
Dutch (Brabantic)
hand
Gloss
hand, manual
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
手
Emoji
👐 🙌 🤗 ☝️ ✊ ✋ ✌️ ✍️ 👆️ 👇️ 👈️ 👉️ 👊 👋 👌 👍️ 👎️ 👏 👐 👫 👭 💁 🖐️ 🖕 🖖 🙅 🙅♀️ 🙅♂️ 🙆 🙆♀️ 🙆♂️ 🙋 🙌 🙏 🤔 🤘 🤙 🤚 🤝 🤞 🤟 🤫 🤭 🧑🤝🧑 🧤 🖐️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- handeln German
- aandelenhandelaar Dutch, Flemish
- actiehandelaar Dutch, Flemish
- af Dutch, Flemish
- afhandelen Dutch, Flemish
- autohandelaar Dutch, Flemish
- behandelaar Dutch, Flemish
- behandelen Dutch, Flemish
- behandeling Dutch, Flemish
- behendig Dutch, Flemish
- bijdehand Dutch, Flemish
- drieërhande Dutch, Flemish
- hand Dutch, Flemish
- handbak Dutch, Flemish
- handbal Dutch, Flemish
- handboei Dutch, Flemish
- handboog Dutch, Flemish
- handdoek Dutch, Flemish
- handelaar Dutch, Flemish
- handeling Dutch, Flemish
- handgeklap Dutch, Flemish
- handgemaakt Dutch, Flemish
- handgemeen Dutch, Flemish
- handgereedschap Dutch, Flemish
- handgranaat Dutch, Flemish
- handig Dutch, Flemish
- handlanger Dutch, Flemish
- handleiding Dutch, Flemish
- handmatig Dutch, Flemish
- handpalm Dutch, Flemish
- handrem Dutch, Flemish
- handruiker Dutch, Flemish
- handschoen Dutch, Flemish
- handschrift Dutch, Flemish
- handstand Dutch, Flemish
- handtas Dutch, Flemish
- handtekening Dutch, Flemish
- handvuurwapen Dutch, Flemish
- handwanmolen Dutch, Flemish
- handwas Dutch, Flemish
- handwerk Dutch, Flemish
- handwoordenboek Dutch, Flemish
- hardhandig Dutch, Flemish
- kunsthandelaar Dutch, Flemish
- kushand Dutch, Flemish
- lakenhandelaar Dutch, Flemish
- linkerhand Dutch, Flemish
- linkshandig Dutch, Flemish
- mishandelen Dutch, Flemish
- mishandeling Dutch, Flemish
- naderhand Dutch, Flemish
- onderhandelen Dutch, Flemish
- onderhandeling Dutch, Flemish
- oorlogshandeling Dutch, Flemish
- parapluhandelaar Dutch, Flemish
- rechterhand Dutch, Flemish
- rechtshandig Dutch, Flemish
- slavenhandelaar Dutch, Flemish
- thans Dutch, Flemish
- tweedehands Dutch, Flemish
- verhandelbaar Dutch, Flemish
- verhandelen Dutch, Flemish
- verhandeling Dutch, Flemish
- washand Dutch, Flemish
- wijnhandelaar Dutch, Flemish
- windhandelaar Dutch, Flemish
- *handlōną Proto-Germanic
- handla Old Norse
- handelar Indonesian
- handelen Middle Dutch
- hant Middle Dutch
- mishandelen Middle Dutch
- hantalōn Old High German
- hand Afrikaans
- Handlung Luxembourgish, Letzeburgesch
- erhandelen Luxembourgish, Letzeburgesch
- handelen Luxembourgish, Letzeburgesch
- handalon Old Dutch
- af
- hand
- thans
- handig
- kushand
- handtas
- handbal
- handbak
- handrem
- washand
- handwas
- handboog
- handdoek
- handwerk
- handboei
- behendig
- handpalm
- handmatig
- handelaar
- handeling
- naderhand
- handstand
- bijdehand
- afhandelen
- handgeklap
- handschoen
- hardhandig
- handruiker
- handgemeen
- behandelen
- handlanger
- linkerhand
- tweedehands
- handgranaat
- behandeling
- rechterhand
- mishandelen
- handschrift
- handgemaakt
- drieërhande
- handleiding
- behandelaar
- verhandelen
- linkshandig
- handwanmolen
- handtekening
- verhandeling
- mishandeling
- rechtshandig
- handvuurwapen
- onderhandelen
- autohandelaar
- wijnhandelaar
- verhandelbaar
- windhandelaar
- lakenhandelaar
- kunsthandelaar
- onderhandeling
- actiehandelaar
- handwoordenboek
- handgereedschap
- slavenhandelaar
- oorlogshandeling
- parapluhandelaar
- aandelenhandelaar