grootbrengen
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- (transitive) To raise, bring up (a) young(ster)(s), from infancy to maturity
- (transitive) To educate, rear, school, coach etc. offspring or other young charges on the path to adult life
- the passive grootgebracht worden means to grow up, mature (to majority)
Etymology
Compound from Dutch, Flemish groot (big, great, large, grand, grand-, stour, adult) + Dutch, Flemish brengen (bring).
Origin
Dutch (Brabantic)
brengen
Gloss
bring
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Grootoosten Dutch, Flemish
- aanbrengen Dutch, Flemish
- bijbrengen Dutch, Flemish
- binnenbrengen Dutch, Flemish
- brengen Dutch, Flemish
- brenger Dutch, Flemish
- doorbrengen Dutch, Flemish
- groot Dutch, Flemish
- grootcommandeur Dutch, Flemish
- grootduizend Dutch, Flemish
- grootgrondbezitter Dutch, Flemish
- grootgrutter Dutch, Flemish
- groothandel Dutch, Flemish
- grootheid Dutch, Flemish
- groothoeklens Dutch, Flemish
- groothonderd Dutch, Flemish
- grootindustrieel Dutch, Flemish
- grootkapitaal Dutch, Flemish
- grootmacht Dutch, Flemish
- grootmeester Dutch, Flemish
- grootmoedig Dutch, Flemish
- grootoorkitvos Dutch, Flemish
- grootoorvos Dutch, Flemish
- grootschalig Dutch, Flemish
- grootstad Dutch, Flemish
- grootte Dutch, Flemish
- grootvee Dutch, Flemish
- grootvorst Dutch, Flemish
- grootvorstendom Dutch, Flemish
- grootvorstin Dutch, Flemish
- grootzeil Dutch, Flemish
- grootzwaard Dutch, Flemish
- inbrengen Dutch, Flemish
- meebrengen Dutch, Flemish
- middelgroot Dutch, Flemish
- ombrengen Dutch, Flemish
- onderbrengen Dutch, Flemish
- opbrengen Dutch, Flemish
- overbrengen Dutch, Flemish
- overgroot- Dutch, Flemish
- terugbrengen Dutch, Flemish
- teweegbrengen Dutch, Flemish
- toebrengen Dutch, Flemish
- uitbrengen Dutch, Flemish
- volbrengen Dutch, Flemish
- voortbrengen Dutch, Flemish
- brengen Middle Dutch
- grôot Middle Dutch
- groot Afrikaans
- groot
- brengen
- grootte
- brenger
- grootvee
- grootheid
- inbrengen
- grootstad
- opbrengen
- ombrengen
- grootzeil
- grootmacht
- bijbrengen
- aanbrengen
- meebrengen
- grootvorst
- toebrengen
- uitbrengen
- volbrengen
- overgroot-
- groothandel
- overbrengen
- grootmoedig
- doorbrengen
- grootzwaard
- Grootoosten
- middelgroot
- grootoorvos
- groothonderd
- grootgrutter
- voortbrengen
- grootvorstin
- grootduizend
- onderbrengen
- grootmeester
- terugbrengen
- grootschalig
- teweegbrengen
- groothoeklens
- binnenbrengen
- grootkapitaal
- grootoorkitvos
- grootvorstendom
- grootcommandeur
- grootindustrieel
- grootgrondbezitter