gezichtsverlies
Dutch (Brabantic)
/ɣəˈzɪxts.fərˌlis/
noun
Definitions
- loss of face, humiliation
- (rare) loss of sight, loss of vision reduced capability of visual perception
Etymology
Compound from Dutch, Flemish gezicht (face, view, sight, vision) + Dutch, Flemish verlies (loss, id).
Origin
Dutch (Brabantic)
verlies
Gloss
loss, id
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandachtsverlies Dutch, Flemish
- aangezicht Dutch, Flemish
- balverlies Dutch, Flemish
- dorpsgezicht Dutch, Flemish
- gewichtsverlies Dutch, Flemish
- gezicht Dutch, Flemish
- gezichtsbedrog Dutch, Flemish
- gezichtsbeharing Dutch, Flemish
- gezichtspunt Dutch, Flemish
- gezichtsuitdrukking Dutch, Flemish
- gezichtsveld Dutch, Flemish
- haarverlies Dutch, Flemish
- schermgezicht Dutch, Flemish
- spierverlies Dutch, Flemish
- stadsgezicht Dutch, Flemish
- vergezicht Dutch, Flemish
- verlies Dutch, Flemish
- zicht Dutch, Flemish
- gesicht Middle Dutch
- verlies Middle Dutch
- gesig Afrikaans
- verlies Afrikaans