zorgverzekering
Dutch (Brabantic)
/ˈzɔrx.fərˌzeː.kə.rɪŋ/
noun
Definitions
- A health insurance.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish zorg (care, worry, concern, healthcare, a care) + Dutch, Flemish verzekering (insurance).
Origin
Dutch (Brabantic)
verzekering
Gloss
insurance
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aansprakelijkheidsverzekering Dutch, Flemish
- autoverzekering Dutch, Flemish
- broedzorg Dutch, Flemish
- geldzorg Dutch, Flemish
- gezondheidszorg Dutch, Flemish
- inboedelverzekering Dutch, Flemish
- kinderzorg Dutch, Flemish
- kraamzorg Dutch, Flemish
- levensverzekering Dutch, Flemish
- lijfrenteverzekering Dutch, Flemish
- mantelzorg Dutch, Flemish
- nazorg Dutch, Flemish
- ouderenzorg Dutch, Flemish
- patiëntenzorg Dutch, Flemish
- pleegzorg Dutch, Flemish
- reisverzekering Dutch, Flemish
- verzekeren Dutch, Flemish
- verzekering Dutch, Flemish
- verzekeringsmaatschappij Dutch, Flemish
- verzekeringspremie Dutch, Flemish
- voorzorg Dutch, Flemish
- ziektekostenverzekering Dutch, Flemish
- zorg Dutch, Flemish
- zorgboerderij Dutch, Flemish
- zorgeloos Dutch, Flemish
- zorgen Dutch, Flemish
- zorgenkind Dutch, Flemish
- zorgmijder Dutch, Flemish
- zorgpremie Dutch, Flemish
- zorgverlener Dutch, Flemish
- zorgverzekeraar Dutch, Flemish
- zorgvuldig Dutch, Flemish
- zorgwekkend Dutch, Flemish
- zorgzaam Dutch, Flemish
- sorge Middle Dutch
- sorg Afrikaans
- versekering Afrikaans
- zorg
- nazorg
- zorgen
- geldzorg
- zorgzaam
- voorzorg
- kraamzorg
- broedzorg
- pleegzorg
- zorgeloos
- zorgmijder
- zorgpremie
- mantelzorg
- kinderzorg
- zorgenkind
- verzekeren
- zorgvuldig
- ouderenzorg
- verzekering
- zorgwekkend
- zorgverlener
- patiëntenzorg
- zorgboerderij
- autoverzekering
- zorgverzekeraar
- reisverzekering
- gezondheidszorg
- levensverzekering
- verzekeringspremie
- inboedelverzekering
- lijfrenteverzekering
- ziektekostenverzekering
- verzekeringsmaatschappij
- aansprakelijkheidsverzekering