welvaart
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- welfare
Etymology
Compound from Dutch, Flemish wel (well, good, indeed) + Dutch, Flemish vaart (navigation, sailing, journey, canal, way, trip, shipping, waterway, travel, going, a canal, a trip by boat).
Origin
Dutch (Brabantic)
vaart
Gloss
navigation, sailing, journey, canal, way, trip, shipping, waterway, travel, going, a canal, a trip by boat
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
旅
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- antiwelfare English
- fare English
- postwelfare English
- prewelfare English
- welfare English
- welfarism English
- welfarist English
- well English
- Hemelvaartsdag Dutch, Flemish
- achteruitvaart Dutch, Flemish
- afvaart Dutch, Flemish
- bedevaart Dutch, Flemish
- binnenvaart Dutch, Flemish
- dagvaart Dutch, Flemish
- handelsvaart Dutch, Flemish
- hemelvaart Dutch, Flemish
- jawel Dutch, Flemish
- jeweetwel Dutch, Flemish
- kaapvaart Dutch, Flemish
- kruisvaart Dutch, Flemish
- luchtvaart Dutch, Flemish
- ofwel Dutch, Flemish
- onwel Dutch, Flemish
- pleziervaart Dutch, Flemish
- rechtvaardig Dutch, Flemish
- rondvaart Dutch, Flemish
- rotvaart Dutch, Flemish
- ruimtevaart Dutch, Flemish
- scheepvaart Dutch, Flemish
- snuivervaart Dutch, Flemish
- spier Dutch, Flemish
- staat Dutch, Flemish
- strijdvaardig Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- vaardig Dutch, Flemish
- vaart Dutch, Flemish
- walvisvaart Dutch, Flemish
- wel Dutch, Flemish
- welbespraakt Dutch, Flemish
- weldoener Dutch, Flemish
- weldoorvoed Dutch, Flemish
- weleer Dutch, Flemish
- welgang Dutch, Flemish
- welgesteld Dutch, Flemish
- weliswaar Dutch, Flemish
- welluidend Dutch, Flemish
- welnee Dutch, Flemish
- welsprekend Dutch, Flemish
- welvaartsspieren Dutch, Flemish
- welvaartsstaat Dutch, Flemish
- welvaren Dutch, Flemish
- wonderwel Dutch, Flemish
- zeevaart Dutch, Flemish
- couler French
- welfare Middle English
- velferð Old Norse
- færd Danish
- vel Danish
- velfærd Danish
- velfærdsstat Danish
- vāert Middle Dutch
- wel Middle Dutch
- wel
- staat
- jawel
- ofwel
- vaart
- onwel
- spier
- welnee
- weleer
- afvaart
- vaardig
- welgang
- rotvaart
- dagvaart
- zeevaart
- welvaren
- trekvaart
- rondvaart
- wonderwel
- kaapvaart
- bedevaart
- weldoener
- weliswaar
- jeweetwel
- luchtvaart
- kruisvaart
- hemelvaart
- welluidend
- welgesteld
- binnenvaart
- welsprekend
- weldoorvoed
- scheepvaart
- walvisvaart
- ruimtevaart
- pleziervaart
- welbespraakt
- snuivervaart
- handelsvaart
- rechtvaardig
- strijdvaardig
- welvaartsstaat
- Hemelvaartsdag
- achteruitvaart
- welvaartsspieren