vleesboom
Dutch (Brabantic)
/ˈvleːs.boːm/
noun
Definitions
- (now) beam for hanging an animal carcass to be butchered
- uterine thyroid, uterine myoma; (now) any myoma
Etymology
Compound from Dutch, Flemish vlees (meat, flesh) + Dutch, Flemish boom (tree, beam, pole, turnpike, border).
Origin
Dutch (Brabantic)
boom
Gloss
tree, beam, pole, turnpike, border
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Classifier
Kanji
木, 樹
Emoji
🌲 🌳 🌴 🎄 🎋 🏡 🦒
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- boom English
- alvlees Dutch, Flemish
- amandelboom Dutch, Flemish
- apenboom Dutch, Flemish
- appelboom Dutch, Flemish
- appelsienenboom Dutch, Flemish
- avocadoboom Dutch, Flemish
- bananenboom Dutch, Flemish
- bergamotboom Dutch, Flemish
- berkenboom Dutch, Flemish
- beukenboom Dutch, Flemish
- beverboom Dutch, Flemish
- bomen Dutch, Flemish
- boom Dutch, Flemish
- boomaarde Dutch, Flemish
- boombast Dutch, Flemish
- boomblad Dutch, Flemish
- boomer Dutch, Flemish
- boomgaard Dutch, Flemish
- boomgeld Dutch, Flemish
- boomgod Dutch, Flemish
- boomgodin Dutch, Flemish
- boomgrens Dutch, Flemish
- boomheiligdom Dutch, Flemish
- boomhoen Dutch, Flemish
- boomholte Dutch, Flemish
- boomhut Dutch, Flemish
- boomkever Dutch, Flemish
- boomkikker Dutch, Flemish
- boomkikvors Dutch, Flemish
- boomklever Dutch, Flemish
- boomklok Dutch, Flemish
- boomkor Dutch, Flemish
- boomkreeft Dutch, Flemish
- boomkruiper Dutch, Flemish
- boomkweker Dutch, Flemish
- boomlang Dutch, Flemish
- boomleeuwerik Dutch, Flemish
- boommarter Dutch, Flemish
- boomnimf Dutch, Flemish
- boomrijk Dutch, Flemish
- boomschors Dutch, Flemish
- boomslang Dutch, Flemish
- boomstam Dutch, Flemish
- boomstronk Dutch, Flemish
- boomvaren Dutch, Flemish
- boomvors Dutch, Flemish
- boomwond Dutch, Flemish
- boomzaken Dutch, Flemish
- buksboom Dutch, Flemish
- cacaoboom Dutch, Flemish
- cederboom Dutch, Flemish
- dadelboom Dutch, Flemish
- denneboom Dutch, Flemish
- dennenboom Dutch, Flemish
- disselboom Dutch, Flemish
- doekboom Dutch, Flemish
- doornboom Dutch, Flemish
- eikeboom Dutch, Flemish
- eikenboom Dutch, Flemish
- honingboom Dutch, Flemish
- iepenboom Dutch, Flemish
- johannesbroodboom Dutch, Flemish
- kalfsvlees Dutch, Flemish
- kanonnenvlees Dutch, Flemish
- kerstboom Dutch, Flemish
- kippenvlees Dutch, Flemish
- lamsvlees Dutch, Flemish
- lindeboom Dutch, Flemish
- loofboom Dutch, Flemish
- meiboom Dutch, Flemish
- naaldboom Dutch, Flemish
- nepvlees Dutch, Flemish
- olijfboom Dutch, Flemish
- palmboom Dutch, Flemish
- pekelvlees Dutch, Flemish
- perenboom Dutch, Flemish
- pijnboom Dutch, Flemish
- rundvlees Dutch, Flemish
- schapenvlees Dutch, Flemish
- schapevlees Dutch, Flemish
- schapievlees Dutch, Flemish
- slagboom Dutch, Flemish
- stoofvlees Dutch, Flemish
- tandvlees Dutch, Flemish
- telefoonboom Dutch, Flemish
- tulpenboom Dutch, Flemish
- vaarboom Dutch, Flemish
- varkensvlees Dutch, Flemish
- vegavlees Dutch, Flemish
- venijnboom Dutch, Flemish
- vijgeboom Dutch, Flemish
- vijgenboom Dutch, Flemish
- vlees Dutch, Flemish
- vleeshamer Dutch, Flemish
- vleeshouwer Dutch, Flemish
- vleeslul Dutch, Flemish
- vleesnat Dutch, Flemish
- vleesschaap Dutch, Flemish
- vleesvervanger Dutch, Flemish
- vleesverwerking Dutch, Flemish
- vleeswaar Dutch, Flemish
- vleselijk Dutch, Flemish
- vlezig Dutch, Flemish
- vruchtvlees Dutch, Flemish
- walnotenboom Dutch, Flemish
- woekervlees Dutch, Flemish
- zitvlees Dutch, Flemish
- bôme French
- bôom Middle Dutch
- vlêesch Middle Dutch
- boom Afrikaans
- bon Sranan Tongo
- boom
- vlees
- bomen
- vlezig
- boomer
- alvlees
- boomhut
- boomkor
- meiboom
- boomgod
- boombast
- boomblad
- pijnboom
- palmboom
- vleeslul
- boomlang
- boomrijk
- vaarboom
- loofboom
- slagboom
- buksboom
- boomklok
- zitvlees
- eikeboom
- vleesnat
- apenboom
- boomvors
- boomhoen
- boomnimf
- boomgeld
- nepvlees
- boomstam
- doekboom
- boomwond
- dadelboom
- tandvlees
- eikenboom
- vleeswaar
- perenboom
- vegavlees
- boomslang
- boomkever
- rundvlees
- boomvaren
- boomgaard
- vleselijk
- vijgeboom
- boomaarde
- cacaoboom
- kerstboom
- denneboom
- boomgrens
- olijfboom
- appelboom
- lindeboom
- doornboom
- iepenboom
- lamsvlees
- boomzaken
- beverboom
- boomgodin
- cederboom
- naaldboom
- boomholte
- boomkreeft
- vleeshamer
- disselboom
- stoofvlees
- boomklever
- beukenboom
- berkenboom
- tulpenboom
- pekelvlees
- boommarter
- dennenboom
- boomkweker
- boomschors
- boomkikker
- venijnboom
- kalfsvlees
- boomstronk
- vijgenboom
- honingboom
- boomkikvors
- vleeshouwer
- amandelboom
- vleesschaap
- schapevlees
- boomkruiper
- bananenboom
- avocadoboom
- woekervlees
- kippenvlees
- vruchtvlees
- telefoonboom
- bergamotboom
- walnotenboom
- schapievlees
- schapenvlees
- varkensvlees
- boomleeuwerik
- boomheiligdom
- kanonnenvlees
- vleesvervanger
- appelsienenboom
- vleesverwerking
- johannesbroodboom