rondkomen
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to make ends meet
Etymology
Compound from Dutch, Flemish rond (round, around) + Dutch, Flemish komen (come).
Origin
Dutch (Brabantic)
komen
Gloss
come
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
来
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aankomen Dutch, Flemish
- achteropkomen Dutch, Flemish
- afkomen Dutch, Flemish
- bekomen Dutch, Flemish
- bijeenkomen Dutch, Flemish
- bijkomen Dutch, Flemish
- binnenkomen Dutch, Flemish
- bolrond Dutch, Flemish
- halfrond Dutch, Flemish
- heenkomen Dutch, Flemish
- holrond Dutch, Flemish
- inkomen Dutch, Flemish
- klaarkomen Dutch, Flemish
- komaf Dutch, Flemish
- komen Dutch, Flemish
- komenij Dutch, Flemish
- langskomen Dutch, Flemish
- meekomen Dutch, Flemish
- nakomen Dutch, Flemish
- nieuwkomer Dutch, Flemish
- omkomen Dutch, Flemish
- onderkomen Dutch, Flemish
- ontkomen Dutch, Flemish
- opkomen Dutch, Flemish
- overeenkomen Dutch, Flemish
- overkomen Dutch, Flemish
- rond Dutch, Flemish
- rondborstig Dutch, Flemish
- ronddraven Dutch, Flemish
- rondgang Dutch, Flemish
- rondhangen Dutch, Flemish
- rondhout Dutch, Flemish
- rondom Dutch, Flemish
- rondpunt Dutch, Flemish
- rondreis Dutch, Flemish
- rondscharrelen Dutch, Flemish
- rondtrekken Dutch, Flemish
- rondvaart Dutch, Flemish
- rondweg Dutch, Flemish
- rondworm Dutch, Flemish
- samenkomen Dutch, Flemish
- tegemoetkomen Dutch, Flemish
- tegenkomen Dutch, Flemish
- terechtkomen Dutch, Flemish
- terugkomen Dutch, Flemish
- thuiskomen Dutch, Flemish
- tussenkomen Dutch, Flemish
- uitkomen Dutch, Flemish
- voorbijkomen Dutch, Flemish
- voorkomen Dutch, Flemish
- voortkomen Dutch, Flemish
- cōmen Middle Dutch
- kom Afrikaans
- rònt Papiamentu
- rond
- komaf
- komen
- rondom
- omkomen
- bekomen
- komenij
- nakomen
- inkomen
- bolrond
- holrond
- rondweg
- opkomen
- afkomen
- rondhout
- rondgang
- bijkomen
- rondworm
- halfrond
- rondpunt
- aankomen
- rondreis
- ontkomen
- meekomen
- uitkomen
- voorkomen
- rondvaart
- overkomen
- heenkomen
- rondhangen
- ronddraven
- langskomen
- voortkomen
- samenkomen
- tegenkomen
- klaarkomen
- terugkomen
- nieuwkomer
- thuiskomen
- onderkomen
- binnenkomen
- bijeenkomen
- rondtrekken
- tussenkomen
- rondborstig
- terechtkomen
- overeenkomen
- voorbijkomen
- tegemoetkomen
- achteropkomen
- rondscharrelen