overhalen
Dutch (Brabantic)
/ˈoːvərɦaːlə(n)/
verb
Definitions
- to persuade, convince
Etymology
Compound from Dutch, Flemish over (over, over-, again, excessively, excessive) + Dutch, Flemish halen (haul, fetch, lift, get, bring).
Origin
Dutch (Brabantic)
halen
Gloss
haul, fetch, lift, get, bring
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- hale English
- haul English
- overhale English
- overhaul English
- overhaulable English
- overhauler English
- Overijssel Dutch, Flemish
- Oversticht Dutch, Flemish
- aanhalen Dutch, Flemish
- achterhalen Dutch, Flemish
- achterover Dutch, Flemish
- ademhalen Dutch, Flemish
- afhalen Dutch, Flemish
- asemhalen Dutch, Flemish
- behalen Dutch, Flemish
- binnenhalen Dutch, Flemish
- bovenhalen Dutch, Flemish
- haalbaar Dutch, Flemish
- halen Dutch, Flemish
- herhalen Dutch, Flemish
- inhalen Dutch, Flemish
- kielhalen Dutch, Flemish
- neerhalen Dutch, Flemish
- onderuithalen Dutch, Flemish
- onthalen Dutch, Flemish
- openhalen Dutch, Flemish
- over Dutch, Flemish
- overblijven Dutch, Flemish
- overbrengen Dutch, Flemish
- overdoen Dutch, Flemish
- overdracht Dutch, Flemish
- overdragen Dutch, Flemish
- overduidelijk Dutch, Flemish
- overerven Dutch, Flemish
- overgaan Dutch, Flemish
- overgang Dutch, Flemish
- overgave Dutch, Flemish
- overgeven Dutch, Flemish
- overgieten Dutch, Flemish
- overgooien Dutch, Flemish
- overhaal Dutch, Flemish
- overheid Dutch, Flemish
- overhemd Dutch, Flemish
- overhouden Dutch, Flemish
- overig Dutch, Flemish
- overjagen Dutch, Flemish
- overjas Dutch, Flemish
- overkant Dutch, Flemish
- overkijken Dutch, Flemish
- overklokken Dutch, Flemish
- overkoken Dutch, Flemish
- overkomen Dutch, Flemish
- overlaatst Dutch, Flemish
- overladen Dutch, Flemish
- overleveren Dutch, Flemish
- overlezen Dutch, Flemish
- overlopen Dutch, Flemish
- overmacht Dutch, Flemish
- overmaken Dutch, Flemish
- overname Dutch, Flemish
- overnemen Dutch, Flemish
- overplaatsen Dutch, Flemish
- overschilderen Dutch, Flemish
- overschrijven Dutch, Flemish
- overslaan Dutch, Flemish
- oversnijden Dutch, Flemish
- overspel Dutch, Flemish
- overspelen Dutch, Flemish
- overspuiten Dutch, Flemish
- overstappen Dutch, Flemish
- overste Dutch, Flemish
- overstemmen Dutch, Flemish
- overstromen Dutch, Flemish
- overstuur Dutch, Flemish
- overtekenen Dutch, Flemish
- overtoom Dutch, Flemish
- overtrekken Dutch, Flemish
- overvaren Dutch, Flemish
- overvliegen Dutch, Flemish
- overvoeren Dutch, Flemish
- overweg Dutch, Flemish
- overwerk Dutch, Flemish
- overwerken Dutch, Flemish
- overzees Dutch, Flemish
- overzeilen Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- overzicht Dutch, Flemish
- terughalen Dutch, Flemish
- verhalen Dutch, Flemish
- voorover Dutch, Flemish
- wederhalen Dutch, Flemish
- overhale Norwegian Bokmål
- overhalen Middle English
- halen Middle Dutch
- ōver Middle Dutch
- over
- halen
- overig
- behalen
- overste
- inhalen
- overjas
- overweg
- afhalen
- overname
- haalbaar
- overheid
- overdoen
- overgaan
- herhalen
- overhaal
- overhemd
- voorover
- aanhalen
- overgang
- overwerk
- overgave
- overspel
- overkant
- overtoom
- verhalen
- onthalen
- overzees
- overgeven
- overvaren
- overmaken
- overzicht
- asemhalen
- overlezen
- overkomen
- overmacht
- ademhalen
- overkoken
- overerven
- overnemen
- neerhalen
- kielhalen
- openhalen
- overstuur
- overslaan
- overlopen
- overladen
- overjagen
- terughalen
- overgieten
- overlaatst
- Oversticht
- wederhalen
- bovenhalen
- overzeilen
- overkijken
- overwerken
- overspelen
- overdracht
- overhouden
- overdragen
- Overijssel
- overvoeren
- overgooien
- achterover
- overzetten
- overstemmen
- overleveren
- overstromen
- achterhalen
- binnenhalen
- overtrekken
- overklokken
- overvliegen
- overspuiten
- overtekenen
- overbrengen
- oversnijden
- overstappen
- overblijven
- overplaatsen
- overschrijven
- onderuithalen
- overduidelijk
- overschilderen