moordaanslag
Dutch (Brabantic)
/ˈmoːrt.aːnˌslɑx/
noun
Definitions
- An assassination attempt.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish moord (murder) + Dutch, Flemish aanslag (attack).
Origin
Dutch (Brabantic)
aanslag
Gloss
attack
Concept
Semantic Field
Warfare and hunting
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
攻, 伐, 撃, 討
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aan Dutch, Flemish
- aanslag Dutch, Flemish
- bomaanslag Dutch, Flemish
- broedermoord Dutch, Flemish
- familiemoord Dutch, Flemish
- gezinsmoord Dutch, Flemish
- kalkaanslag Dutch, Flemish
- karaktermoord Dutch, Flemish
- kindermoord Dutch, Flemish
- kindmoord Dutch, Flemish
- koningsmoord Dutch, Flemish
- lustmoord Dutch, Flemish
- massamoord Dutch, Flemish
- moedermoord Dutch, Flemish
- moord Dutch, Flemish
- moordcijfer Dutch, Flemish
- moorddroom Dutch, Flemish
- moorden Dutch, Flemish
- moordkuil Dutch, Flemish
- roofmoord Dutch, Flemish
- seriemoord Dutch, Flemish
- slag Dutch, Flemish
- vadermoord Dutch, Flemish
- vergismoord Dutch, Flemish
- volkerenmoord Dutch, Flemish
- zelfmoord Dutch, Flemish
- zelfmoordaanslag Dutch, Flemish
- zustermoord Dutch, Flemish
- aenslach Middle Dutch
- mort Middle Dutch
- moord Afrikaans
- aan
- slag
- moord
- aanslag
- moorden
- roofmoord
- moordkuil
- lustmoord
- kindmoord
- zelfmoord
- massamoord
- bomaanslag
- seriemoord
- moorddroom
- vadermoord
- moordcijfer
- moedermoord
- vergismoord
- kalkaanslag
- kindermoord
- zustermoord
- gezinsmoord
- koningsmoord
- broedermoord
- familiemoord
- karaktermoord
- volkerenmoord
- zelfmoordaanslag