leeftocht
Dutch (Brabantic)
/ˈleːf.tɔxt/
noun
Definitions
- (now) proviand, food supplies during a journey
- (archaic) any food and drink item(s)
Etymology
Inherited from Middle Dutch leeftocht compound from Dutch, Flemish leven (life, live) + Dutch, Flemish tocht (trip, journey, expedition, small waterway in a polder, march).
Origin
Dutch (Brabantic)
tocht
Gloss
trip, journey, expedition, small waterway in a polder, march
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Elfstedentocht Dutch, Flemish
- aantocht Dutch, Flemish
- achtertocht Dutch, Flemish
- ademtocht Dutch, Flemish
- aftocht Dutch, Flemish
- bedrijfsleven Dutch, Flemish
- beleven Dutch, Flemish
- boerenleven Dutch, Flemish
- boottocht Dutch, Flemish
- borgtocht Dutch, Flemish
- buitenleven Dutch, Flemish
- doortocht Dutch, Flemish
- fietstocht Dutch, Flemish
- hartstocht Dutch, Flemish
- herleven Dutch, Flemish
- hondenleven Dutch, Flemish
- inleven Dutch, Flemish
- intocht Dutch, Flemish
- kinderleven Dutch, Flemish
- krijgstocht Dutch, Flemish
- kroegentocht Dutch, Flemish
- kruistocht Dutch, Flemish
- leefgebied Dutch, Flemish
- leefgemeenschap Dutch, Flemish
- leefloon Dutch, Flemish
- leefmilieu Dutch, Flemish
- leefstijl Dutch, Flemish
- leeftijd Dutch, Flemish
- leefwijze Dutch, Flemish
- leven Dutch, Flemish
- levenloos Dutch, Flemish
- levensbelang Dutch, Flemish
- levensbelangrijk Dutch, Flemish
- levensbeschouwing Dutch, Flemish
- levensbeschrijvend Dutch, Flemish
- levensbeschrijver Dutch, Flemish
- levensbeschrijving Dutch, Flemish
- levensduur Dutch, Flemish
- levensecht Dutch, Flemish
- levensgenieter Dutch, Flemish
- levensgevaar Dutch, Flemish
- levensgezel Dutch, Flemish
- levensgezellin Dutch, Flemish
- levensjaar Dutch, Flemish
- levenskracht Dutch, Flemish
- levensleer Dutch, Flemish
- levensleugen Dutch, Flemish
- levenslied Dutch, Flemish
- levensloop Dutch, Flemish
- levensloos Dutch, Flemish
- levenslucht Dutch, Flemish
- levensmiddel Dutch, Flemish
- levensmoe Dutch, Flemish
- levensschets Dutch, Flemish
- levensstijl Dutch, Flemish
- levensvatbaar Dutch, Flemish
- levensverzekering Dutch, Flemish
- levensvorm Dutch, Flemish
- levenswende Dutch, Flemish
- liefdesleven Dutch, Flemish
- lijftocht Dutch, Flemish
- medeleven Dutch, Flemish
- mensenleven Dutch, Flemish
- molentocht Dutch, Flemish
- opleven Dutch, Flemish
- overleven Dutch, Flemish
- plundertocht Dutch, Flemish
- samenleven Dutch, Flemish
- sledetocht Dutch, Flemish
- soldatenleven Dutch, Flemish
- speurtocht Dutch, Flemish
- stilleven Dutch, Flemish
- strooptocht Dutch, Flemish
- terugtocht Dutch, Flemish
- tocht Dutch, Flemish
- tochtgenoot Dutch, Flemish
- tochtig Dutch, Flemish
- uittocht Dutch, Flemish
- veldtocht Dutch, Flemish
- wandeltocht Dutch, Flemish
- zoektocht Dutch, Flemish
- *tuhtiz Proto-Germanic
- togt Danish
- leeftocht Middle Dutch
- leven Middle Dutch
- tocht Middle Dutch
- leef Afrikaans
- lewe Afrikaans
- tocht
- leven
- opleven
- tochtig
- beleven
- intocht
- aftocht
- inleven
- leefloon
- aantocht
- leeftijd
- uittocht
- herleven
- levenloos
- stilleven
- veldtocht
- leefwijze
- medeleven
- borgtocht
- overleven
- doortocht
- levensmoe
- lijftocht
- zoektocht
- ademtocht
- leefstijl
- boottocht
- levensduur
- levensjaar
- levensleer
- speurtocht
- kruistocht
- leefmilieu
- levensecht
- sledetocht
- fietstocht
- leefgebied
- levensloos
- levensvorm
- levenslied
- terugtocht
- levensloop
- hartstocht
- molentocht
- samenleven
- strooptocht
- buitenleven
- tochtgenoot
- levenslucht
- levensstijl
- levenswende
- mensenleven
- achtertocht
- kinderleven
- hondenleven
- krijgstocht
- boerenleven
- wandeltocht
- levensgezel
- kroegentocht
- levensgevaar
- levensmiddel
- levensleugen
- levenskracht
- levensschets
- plundertocht
- levensbelang
- liefdesleven
- soldatenleven
- levensvatbaar
- bedrijfsleven
- Elfstedentocht
- levensgenieter
- levensgezellin
- leefgemeenschap
- levensbelangrijk
- levensverzekering
- levensbeschrijver
- levensbeschouwing
- levensbeschrijving
- levensbeschrijvend