houder
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- holder, bearer
- cradle (a case for a broken or dislocated limb)
Etymology
Affix from Dutch, Flemish houden (hold, keep, retain).
Origin
Dutch (Brabantic)
houden
Gloss
hold, keep, retain
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
👫 🧑🤝🧑
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- stadtholder English
- locum tenēns Latin
- statolder Italian
- aandeel Dutch, Flemish
- aandeelhouder Dutch, Flemish
- aandeelhoudersvergadering Dutch, Flemish
- aanhouden Dutch, Flemish
- afhouden Dutch, Flemish
- behouden Dutch, Flemish
- bezighouden Dutch, Flemish
- bijeenhouden Dutch, Flemish
- bijenhouder Dutch, Flemish
- bijhouden Dutch, Flemish
- buste Dutch, Flemish
- bustehouder Dutch, Flemish
- garage Dutch, Flemish
- garagehouder Dutch, Flemish
- houdbaar Dutch, Flemish
- houden Dutch, Flemish
- houdgreep Dutch, Flemish
- houdster Dutch, Flemish
- houwtouw Dutch, Flemish
- huishouden Dutch, Flemish
- inhouden Dutch, Flemish
- mishouden Dutch, Flemish
- nahouden Dutch, Flemish
- onderhouden Dutch, Flemish
- onthouden Dutch, Flemish
- ophouden Dutch, Flemish
- overhouden Dutch, Flemish
- reliek Dutch, Flemish
- reliekhouder Dutch, Flemish
- schildhouder Dutch, Flemish
- stad Dutch, Flemish
- stadhouder Dutch, Flemish
- stadhouderloos Dutch, Flemish
- sterk Dutch, Flemish
- sterkhouder Dutch, Flemish
- tegenhouden Dutch, Flemish
- uithouden Dutch, Flemish
- vasthouden Dutch, Flemish
- veehouder Dutch, Flemish
- verhouden Dutch, Flemish
- vershoudfolie Dutch, Flemish
- weerhouden Dutch, Flemish
- wet Dutch, Flemish
- wethouder Dutch, Flemish
- stathouder French
- estatúder Spanish, Castilian
- houden Middle Dutch
- stathouder Middle Dutch
- hou Afrikaans
- wet
- stad
- sterk
- buste
- houden
- reliek
- garage
- aandeel
- inhouden
- behouden
- afhouden
- ophouden
- houwtouw
- houdbaar
- nahouden
- houdster
- aanhouden
- wethouder
- uithouden
- verhouden
- bijhouden
- houdgreep
- veehouder
- onthouden
- mishouden
- weerhouden
- vasthouden
- huishouden
- overhouden
- stadhouder
- sterkhouder
- bezighouden
- bijenhouder
- tegenhouden
- bustehouder
- onderhouden
- reliekhouder
- bijeenhouden
- schildhouder
- garagehouder
- aandeelhouder
- vershoudfolie
- stadhouderloos
- aandeelhoudersvergadering