bodemschat
Dutch (Brabantic)
/ˈboː.dəmˌsxɑt/
noun
Definitions
- mineral resource
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bodem (bottom, soil, base, ground, lowest point) + Dutch, Flemish schat (treasure, darling, sweetheart, hoard, valuable).
Origin
Dutch (Brabantic)
schat
Gloss
treasure, darling, sweetheart, hoard, valuable
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aardbodem Dutch, Flemish
- bodem Dutch, Flemish
- bodembewoner Dutch, Flemish
- bodemerij Dutch, Flemish
- bodemkunde Dutch, Flemish
- bodemloos Dutch, Flemish
- bodemonderzoek Dutch, Flemish
- bodemprijs Dutch, Flemish
- bodemsoort Dutch, Flemish
- bodemtype Dutch, Flemish
- bodemziekte Dutch, Flemish
- bruidsschat Dutch, Flemish
- kunstschat Dutch, Flemish
- lattenbodem Dutch, Flemish
- leenwoordenschat Dutch, Flemish
- oceaanbodem Dutch, Flemish
- oorlogsbodem Dutch, Flemish
- schat Dutch, Flemish
- schateiland Dutch, Flemish
- schatkamer Dutch, Flemish
- schatkist Dutch, Flemish
- schatlijst Dutch, Flemish
- schattebout Dutch, Flemish
- schatten Dutch, Flemish
- schattig Dutch, Flemish
- schatzoeker Dutch, Flemish
- woordenschat Dutch, Flemish
- zeebodem Dutch, Flemish
- bodem Middle Dutch
- schat Middle Dutch
- skat Afrikaans
- bodem
- schat
- schatten
- zeebodem
- schattig
- bodemtype
- bodemerij
- aardbodem
- bodemloos
- schatkist
- schatkamer
- bodemsoort
- bodemkunde
- kunstschat
- bodemprijs
- schatlijst
- schattebout
- bruidsschat
- bodemziekte
- oceaanbodem
- lattenbodem
- schatzoeker
- schateiland
- oorlogsbodem
- bodembewoner
- woordenschat
- bodemonderzoek
- leenwoordenschat