belastinginner
Dutch (Brabantic)
/bəˈlɑs.tɪŋˌɪ.nər/
noun
Definitions
- tax collector
Etymology
Compound from Dutch, Flemish belasting (tax, load, burden) + Dutch, Flemish inner (collector).
Origin
Dutch (Brabantic)
inner
Gloss
collector
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- belasten Dutch, Flemish
- belasting Dutch, Flemish
- belastingaangifte Dutch, Flemish
- belastingafspraak Dutch, Flemish
- belastingbetaler Dutch, Flemish
- belastingdruk Dutch, Flemish
- belastingformulier Dutch, Flemish
- belastingfraude Dutch, Flemish
- belastinggeld Dutch, Flemish
- belastingontduiking Dutch, Flemish
- belastingontwijking Dutch, Flemish
- belastingovereenkomst Dutch, Flemish
- belastingparadijs Dutch, Flemish
- belastingtarief Dutch, Flemish
- erfbelasting Dutch, Flemish
- grondbelasting Dutch, Flemish
- hoofddoekjesbelasting Dutch, Flemish
- inkomstenbelasting Dutch, Flemish
- innen Dutch, Flemish
- inner Dutch, Flemish
- innerlijk Dutch, Flemish
- milieubelasting Dutch, Flemish
- omzetbelasting Dutch, Flemish
- vennootschapsbelasting Dutch, Flemish
- vermogensbelasting Dutch, Flemish
- wegenbelasting Dutch, Flemish
- belasting Indonesian
- belastinge Middle Dutch
- belasting Afrikaans
- inner
- innen
- belasten
- belasting
- innerlijk
- erfbelasting
- belastinggeld
- belastingdruk
- omzetbelasting
- wegenbelasting
- grondbelasting
- belastingfraude
- belastingtarief
- milieubelasting
- belastingbetaler
- belastingafspraak
- belastingaangifte
- belastingparadijs
- inkomstenbelasting
- vermogensbelasting
- belastingformulier
- belastingontduiking
- belastingontwijking
- belastingovereenkomst
- hoofddoekjesbelasting
- vennootschapsbelasting